Toelichting op de overige punten uit het overzicht
1. Europese aanbesteding
Op 31 mei 2022 heeft het college ingestemd met een Europese aanbesteding voor beveiligings- en receptiedienstverlening, alarmopvolging en surveillance voor gebouwen of locaties. De ingangsdatum van een nieuwe overeenkomst is 1 februari 2023. Er wordt rekening gehouden met een structurele kostenstijging onder andere vanwege de stijging van de loonkosten in 2022 voor de beveiligers. In deze begroting is de verwachte kostenstijging, ad € 60.000 op jaarbasis, verwerkt
2. Saldo 2e bestuursrapportage 2022
In de raadsvergadering van 13 oktober 2022 wordt de 2e bestuursrapportage 2022 vastgesteld. De structurele financiële consequenties vanuit deze bestuursrapportage zijn in de Programmabegroting verwerkt.
3. Geactualiseerde technische richtlijnen
Dit betreft het saldo van alle aanpassingen vanaf het moment van de Kaderbrief 2023-2026. Zie ook punt II hiervoor.
4 . Aanpassing begeleide participatie
Via een integratie-uitkering ontvangen we vanuit het Rijk middelen voor de uitvoering van de begeleide participatie. In de begroting worden deze middelen gekoppeld aan de (uitgaven) budgetten voor begeleide participatie.
Dit geldt ook voor de jaarlijkse loon- en prijscompensatie van de begeleide participatie. Die jaarlijkse compensatie is tot dusver via een taakmutatie in de diverse circulaires van het gemeentefonds aan ons ter beschikking gesteld.
In meicirculaire 2022 heeft de minister aangegeven dat deze middelen vanaf 2022 niet meer via een integratie-uitkering aan de gemeenten worden overgemaakt maar onderdeel uitmaken van het algemene deel (accres) van de gemeentefondsuitkering. In de besluitvorming over de meicirculaire 2022 is per abuis meerjarig de compensatie voor de begeleide participatie via het algemene deel van de gemeentefondsuitkering niet doorgesluisd naar de budgetten voor begeleide participatie. In deze begroting vindt de toevoeging van de compensatie vanuit het Rijk naar het desbetreffende budget voor begeleide participatie alsnog meerjarig plaats.
5.a Realistische raming jeugd
Voor de ramingen van de jeugdbudgetten is het uitgangspunt ‘zo realistisch mogelijk ramen van de budgetten’ gehanteerd. Hiervoor is als basis de huidige prognose genomen, zoals die is opgenomen in de 2e bestuursrapportage 2022. Vervolgens is kritisch gekeken naar mogelijke realisatie van de meerjarig opgenomen taakstellingen (ca. 50% is naar verwachting realiseerbaar), er is rekening gehouden met een volumestijging vanaf 2023 met 1,65% en de aanvullende kortingen vanuit het Rijk vanaf 2024 (op basis van het coalitieakkoord). Op grond van deze ontwikkelingen is een stijging van de jeugdbudgetten oplopend van € 867.000 in 2023 naar € 2.117.000 in 2026.
5.b Extra Rijksvergoeding Jeugdzorg (25%)
Vanuit het ministerie is, na overleg met de provincies, aangegeven dat meerjarig de rijksvergoeding voor de jeugdbudgetten op basis van de Hervormingsagenda opgehoogd mag worden naar 100%. In de begroting is op dit moment rekening gehouden met een rijksvergoeding van 75%. Dit betekent dat de inkomsten opgehoogd kunnen worden met € 529.000 in 2024 aflopend naar € 341.000 in 2026.
6. Actualisering kapitaallasten
De volgende oorzaken liggen hieraan ten grondslag:
• Actualiseren van bestaande activa op basis van de Nota Waardering en Afschrijving;
• Aanpassing van het huidige MIP 2023-2025 (Meerjaren Investerings Plan): zijn de bedragen nog actueel;
• Verwerking van de jaarschijf 2026 in het meerjarenperspectief. De investeringen waren reeds opgenomen in het MIP, maar de vorige meerjarenraming liep maar tot het jaar 2025.
7. Stijging energielasten vastgoed
De stijging van de energielasten heeft grote consequenties voor het gemeentelijk vastgoed. In eerste instantie is berekend dat dit een extra last betekent van bijna € 1,5 miljoen. Latere prognoses geven aan dat deze extra last kan oplopen tot wel € 2,3 miljoen. In de begroting is de eerste berekening van € 1,5 miljoen verwerkt; in de risicoparagraaf is er rekening mee gehouden dat de energielasten nog verder zullen stijgen.
8. Volumestijging/ aanpassing tarieven WMO
De budgetten voor de Wmo zijn, naast de reguliere indexcijfers, in deze begroting geactualiseerd met de volgende twee ontwikkelingen:
• een jaarlijkse volumestijging van 1,65% vanaf 2023;
• de ophoging van het indexcijfer voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) naar 7% op basis van eerder gemaakte afspraken.
Deze ontwikkelingen leiden tot een ophoging van de gemeentelijke Wmo-uitgaven van € 355.000 in 2023 oplopend naar € 1.039.000 in 2026.
9. Rentestijging naar 2,5%
Een andere tegenvaller is de rentestijging waarmee gerekend moet worden. Momenteel loopt de rente voor langlopende leningen op. Dit heeft consequenties voor de kapitaallasten van nieuwe investeringen. Voor de begroting betekent dit extra rentekosten op de voorgenomen investeringen van € 400.000 in 2023 oplopend tot ongeveer € 2 miljoen vanaf 2026.
10. Zin-budget jeugd
Berekend is dat het budget ‘Zorg in Natura’ in 2023 naar inschatting incidenteel moet worden verhoogd met € 1,4 miljoen. Hiervan wordt € 800.000 in de begroting verwerkt; het resterende bedrag van € 600.000 wordt opgenomen als risico in de betreffende paragraaf, aangezien nog niet zeker is dat dit deel van het budget echt uitgegeven zal worden. Ook het Ontwikkelbudget Jeugd/Onderwijs moet met € 40.000 worden aangepast. Daarnaast kan de voorgestelde verhoging van het Projectbudget CJG waarvoor € 150.000 is geraamd, komen te vervallen. Per saldo resulteert dit in hogere kosten van € 690.000. Bij de Kadernota 2024 wordt nader bekeken of de verhoging van het ZIN-budget nog structurele effecten heeft voor de jaren na 2023.
11. Onderuitputting algemene uitkering (BCF)
Bij de behandeling van de meicirculaire 2022 is door het college besloten om vanaf 2023 in de begroting rekening te houden met een onderuitputting op de algemene uitkering van € 1 miljoen. Deze onderuitputting is voor een belangrijk deel gebaseerd op de verwachting dat de bijdrage vanuit het btw-compensatiefonds (BCF) aan het gemeentefonds de komende jaren zal afnemen doordat gemeenten meer gaan investeren en dus meer gebruik gaan maken van het BCF. Voorzichtigheidshalve is daarom, zoals hiervoor aangegeven, een bedrag in de begroting als onderuitputting ‘gereserveerd’.
Recente informatie vanuit het ministerie laat zien dat de bijdrage vanuit het BCF aan het gemeentefonds over 2022 (in lijn met voorgaande jaren) niet is afgenomen, maar juist is toegenomen. Het is daarom aannemelijk dat de verwachte onderuitputting in 2023 voor wat betreft het BCF zich niet in die mate zal voordoen zoals die eerder is geprognotiseerd. We vinden het dan ook verantwoord om de gereserveerde onderuitputting in 2023 van € 1 miljoen met € 500.000 te verlagen naar € 500.000. Bij de opstelling van de Kadernota 2024-2027 zullen we beoordelen in hoeverre de onderuitputting structureel kan worden aangepast.
Ontwikkelingen Sociaal Domein
De laatste jaren is voor wat betreft de uitgaven in het kader van het sociaal domein (Wmo, Jeugd en participatie) ervaren dat de kosten steeds verder opliepen, terwijl het beschikbare budget voor dit doel fors achterbleef bij de uitgaven. Wel is hard gewerkt om de balans tussen kwaliteit, organisatie en financiën van de zorg te versterken.
Bij het Programma 3 (Sociale Leefomgeving) wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de ontwikkelingen hierin.