Inleiding
Ons land heeft vele crises meegemaakt, variërend van oliecrisis tot bankencrisis. Kenmerkend gevolg voor wat betreft de financiële huishouding was dat zowel Rijk als gemeentelijke en provinciale overheden met omvangrijke tekorten en bezuinigingen te maken kregen. Schouder aan schouder is gewerkt aan herstel. Van deze solidariteit en eendrachtige samenwerking is al geruime tijd geen sprake meer. Eenzijdige ingrepen door het Rijk in de gemeentelijke financiën hebben in vrijwel alle gemeenten geleid tot tekorten, die we qua omvang lange tijd niet hebben gezien. Het geen gehoor vinden bij het commentaar daarop heeft geresulteerd in een ernstig verstoorde bestuurlijke verhouding met het Rijk. Binnen gemeenten zijn de meningen verdeeld hoe deze situatie het hoofd moet worden geboden. Enerzijds wordt aangestuurd op een confrontatie door te dreigen met het teruggeven van taken en anderzijds wordt ingezet op overleg en is men desnoods bereid om te bezuinigen. Een bijzondere situatie die schreeuwt om een oplossing, zodat iedereen weet waar men aan toe is. Het ‘in de lucht blijven hangen’ van mogelijke bezuinigingen werkt verlammend en contraproductief in de besluitvorming. Deze beweging tussen hoop (het ‘Rijk komt met geld over de brug’) en vrees (omvangrijke bezuinigingen die raken aan ons voorzieningenniveau) aan de ene kant en de noodzaak om keuzes te maken aan de andere kant. De onzekerheid over wat op ons afkomt nemen we niet weg, maar we hebben wel de controle over de keuzes die we maken. In dit hoofdstuk leggen we deze keuzes aan u voor.
Situatieschets
Vrijdag 8 juli 2023 is het kabinet Rutte IV gevallen en daarmee is een voorlopig einde gekomen aan beleidsvoorbereiding en besluitvorming op tal van onderwerpen. Met de val van het kabinet zijn nu de Eerste en Tweede Kamer aan zet. Het is aan hen om onderwerpen al dan niet controversieel te verklaren. Dit betekent dat onderwerpen niet meer worden behandeld totdat een nieuw kabinet aantreedt, ter voorkoming dat een kabinet over ‘zijn graf heen regeert’.
Voor de begroting van het komende jaar geldt de informele regel dat het demissionaire kabinet niet al te veel nieuw beleid met financiële gevolgen voorstelt. Maar uiteindelijk is het aan de Tweede en de Eerste Kamer om akkoord te gaan met de begroting. De val van het kabinet hoeft dus niet per definitie te betekenen dat tot en met het aantreden van een volgend kabinet geen besluiten worden genomen die gevolgen hebben voor gemeenten. Het mantra van het huidige kabinet ‘dat laten we over aan een volgend kabinet’ krijgt ineens een andere lading en is in de tijd gezien binnen handbereik.
Vanuit de VNG wordt richting kabinet druk uitgeoefend om snel te komen tot richtinggevende uitspraken over inhoud en een financieel verantwoord perspectief voor gemeenten. In een bestuurlijk overleg met de VNG heeft het kabinet al erkend dat taken en middelen vanaf 2026 niet in balans zijn. In dit gesprek is ook een voorzichtige opening gegeven dat wellicht al bij de komende Voorjaarsnota het (nieuwe) kabinet een uitspraak doet over het afschaffen van de opschalingskorting. Afhankelijk of dit over een gedeeltelijke dan wel een volledige afschaffing gaat, betreft dit bij een positief besluit een bedrag van € 2 tot € 3 miljoen voor Veenendaal.
Begin dit jaar is een principeakkoord gesloten over het financiële kader voor de Hervormingsagenda Jeugd. Het gaat daarbij om een combinatie van maatregelen en middelen. Onderdeel van de afspraken is dat een commissie van deskundigen wordt ingesteld die tijdens de uitvoering van de hervormingen adviseert. In 2025 geeft deze commissie een zwaarwegend advies hoe om te gaan met een uitgavenontwikkeling die afwijkt van het nu overeengekomen financiële kader en kan daarbij zowel terug als vooruitkijken (2023-2028). Ook dit gaat om enkele miljoenen voor onze gemeente.
De lijst met grote maatschappelijke opgaven die vragen om doortastend optreden is groot. Denk daarbij aan het grote tekort aan betaalbare woningen, de klimaatopgave en energietransitie, de opgave in het landelijk gebied, het versterken van bestaanszekerheid van kwetsbare mensen, hervormingen jeugdzorg en inkomensafhankelijke bijdrage Wmo. Stuk voor stuk onderwerpen die mensen raken. Onderwerpen ook die, in meer of mindere mate, vragen om actie en niet om stilstand. Daarnaast staat onze samenleving voor grote uitdagingen voor de minder nabije toekomst: steeds duidelijker is dat de groei grenzen kent en dat keuzes noodzakelijk zijn omdat niet alles (tegelijk) kan. Vergrijzing leidt tot daling van het arbeidsaanbod en afname van economische groei, terwijl tegelijkertijd de overheidsuitgaven en de zorgvraag stijgen.
Het Rijk heeft voor de grote opgaven omvangrijke fondsen apart gezet. In tegenstelling tot de op de gemeenten van toepassing zijnde regelgeving, is het voor het Rijk wel mogelijk om structurele uitgaven incidenteel te financieren. De door gemeenten ervaren druk wordt door
het Rijk niet (h)erkend. Dit maakt dat het Rijk nog altijd beleidsmatig en financieel groots kan inzetten op de verschillende thema’s. Op het moment dat echter een structurele bijdrage van gemeenten wordt vereist, dan lopen we tegen regelgeving en de omvangrijke financiële tekorten in ons meerjarenperspectief aan.
Om het financieel perspectief te kunnen duiden zijn, naast de politieke, ook macro-economische omstandigheden van belang. In de eerste helft van 2023 is Nederland beland in een milde recessie, een periode van beperkte negatieve economische groei. In combinatie met inflatie, daarmee samenhangende stijgende rente en het oplopende overheidstekort zijn de perspectieven niet rooskleurig. Aan de jaren van ongebreidelde groei lijkt een einde te komen.
De afgelopen jaren heeft het Rijk budgettair gezien nauwelijks tegenwind gekend. De combinatie van voortdurende economische groei en lage (zelfs negatieve) rente zorgde voor een groei van de rijksbegroting. Inmiddels is hier een kentering opgetreden en zijn bij de Voorjaarsnota 2023 hiervan al de eerste signalen zichtbaar, onder meer in de vorm van een oplopend overheidstekort door stijgende uitgaven aan rente, klimaat en zorg. Mocht het Rijk tot ingrijpende bezuinigingen of herschikkingen overgaan, iets dat wel in de lijn der verwachtingen ligt, dan raakt dit de gemeenten. Hoewel de zgn. ‘trap-op-trap-af’-systematiek ingaande 2026 niet meer van toepassing is, lijkt het onwaarschijnlijk dat gemeenten buiten schot blijven in de bezuinigingsopgave. Het is dus denkbaar dat het Rijk gemeenten aan de ene kant tegemoet komt in het op orde brengen van de financiële verhouding, maar aan de andere kant laat ‘meedelen’ in de bezuinigingstaakstelling.
Wat betekent dit voor ons als gemeente?
Het is niet aannemelijk dat in de septembercirculaire 2023 al 100% duidelijkheid ontstaat over een mogelijke demping van de tekorten ingaande 2026. Op basis van eerdere uitspraken van de minister van BZK en het overleg Bestuurlijk Financiële Verhoudingen zouden we iets mogen verwachten, tegelijkertijd is niet de verwachting dat een demissionair kabinet de gemeenten (vergaand) tegemoet zal komen. Gezien de verkiezingen op 22 november 2023 zou het, optimistisch gedacht, mogelijk moeten zijn dat in het voorjaar van 2024 een nieuw kabinet is aangetreden. Dit zou betekenen dat in de meicirculaire 2024 dan wel in een zgn. ‘startnota’ de beleidsmatige en financiële consequenties van het Regeerakkoord bekend zijn.
Voor wat betreft het traject richting kadernota 2025 - 2028 zijn mogelijk wel aanpassingen noodzakelijk, omdat de Miljoenennota wellicht een richtinggevende indicatie geeft, maar ‘het wachten is’ op een nieuw kabinet. Dit wachten kan verlammend werken, iedereen wacht op iedereen. Wij kiezen ervoor om in deze begroting al een aantal noodzakelijke keuzes te maken. Hiermee is de voortgang qua voorbereidingen en uitvoering gewaarborgd.
Wij hebben nadrukkelijk gekozen om de complete integrale afweging plaats te laten vinden bij de komende kadernota. Wanneer wij deze afweging nu al hadden gemaakt dan was, gezien het meerjarenperspectief, de consequentie dat tegelijkertijd een taakstellende bezuiniging van vele miljoenen zou moeten worden opgenomen. Een bezuiniging die mogelijk nog getemperd wordt door aanvullende rijksmiddelen, maar die naar onze inschatting voor veel onrust zou zorgen. Wij vinden het zorgvuldiger om wanneer het moment daar is een reële bezuinigingsopdracht op te nemen.
Om daadwerkelijk tot de integrale afweging te komen bij de kadernota 2025 - 2028 wordt in aanloop hier naartoe zo nodig een aantal passende scenario’s opgesteld.