PARAGRAFEN

A. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

A. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - A. Weerstandsvermogen en risicobeheersing - A. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De gemeente kent een grote diversiteit aan beleidsterreinen, zoals het sociale en fysieke domein, grondexploitatie, vastgoed, sport en veiligheid. Aan het realiseren van de doelstellingen voor de beleidsterreinen zijn voor de gemeente onvermijdelijk risico’s verbonden. Hiertegen zijn diverse maatregelen te treffen, zoals verzekeren (overdragen van risico’s) en het voorzien in beheersmaatregelen (voorkomen en beheersen van het risico). Voor de resterende risico’s is het nodig geld vrij te houden om eventuele financiële schade op de vangen.

Deze paragraaf geeft inzicht in de mate waarin onze gemeente risico’s met financiële gevolgen kan opvangen, zonder dat hiervoor direct het beleid aangepast moet worden. Door de financiële risico’s te beheersen en de weerstandscapaciteit hierop af te stemmen, voorkomt de gemeente dat elk risico dat zich voordoet direct dwingt tot bezuinigen of lastenverzwaring. Het weerstandsvermogen is van belang omdat er zich financiële tegenvallers kunnen voordoen. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de verhouding benodigd en beschikbaar weerstandsvermogen en zo nodig de maatregelen die worden genomen om op het benodigde niveau te komen.

Daarnaast bevat deze paragraaf een aantal verplichte financiële kengetallen op grond van het BBV, dat erop is gericht om inzicht te geven in de financiële positie van de gemeente.

Beschikbare weerstandscapaciteit (in miljoenen euro's)
Algemene Reserve (stand na 2e berap) (i) 34,6
Onbenutte belastingcapaciteit (€ 8 s) (€ 2 i) 10
Totaal 44,6

Weerstandsvermogen

Onder het weerstandsvermogen wordt verstaan het vermogen van de gemeente om financiële risico’s (tegenvallers) op te kunnen vangen zodat taken voortgezet kunnen worden en doelen bereikbaar blijven. Dit weerstandsvermogen wordt bepaald door een relatie te leggen tussen de beschikbare weerstandscapaciteit (middelen die beschikbaar zijn om niet begrote kosten te dekken) en de benodigde weerstandscapaciteit (de risico’s die de gemeente loopt waarvoor geen voorzieningen getroffen zijn).

De beschikbare gemeentelijke weerstandscapaciteit bestaat uit:

  • de algemene reserve;
  • de onbenutte belastingcapaciteit. 

De stand van de algemene reserve is gebaseerd op de stand na de tweede bestuursrapportage 2025.  

De onbenutte belastingcapaciteit verwijst naar het bedrag aan belastinginkomsten dat een gemeente theoretisch nog zou kunnen innen, als ze haar belastingtarieven zou verhogen tot het maximumtarief dat is toegestaan. 

De onbenutte belastingcapaciteit is voor 2026 zoals gebruikelijk herrekend. De aanpassing is gebaseerd op de gegevens uit de meicirculaire 2025. Jaarlijks wordt in deze circulaire de aanpassing van de gewichten (rekentarieven) van de verdeelmaatstaf onroerendzaakbelasting (OZB) gepubliceerd. Door de herrekening  van de maximale belastingcapaciteit ontstaat er een ruimte van € 10 miljoen.  Hierbij is al rekening gehouden met de belastingverhoging van € 3,5 miljoen die in 2026 wordt doorgevoerd. 

De onbenutte belastingcapaciteit loopt op van € 8 miljoen in 2025 naar € 10 miljoen in 2026. Hiervan is € 8 miljoen structureel van aard en € 2 miljoen incidenteel van aard.  Dat € 2 miljoen incidenteel is, komt door de geplande verhoging van de OZB met dat bedrag in 2027. Ter verduidelijking: het gaat hier om een theoretische benadering van de onbenutte belastingcapaciteit, aangezien het in Veenendaal ongebruikelijk is om de OZB tussentijds binnen een begrotingsjaar te verhogen.

Omdat in 2028 geen verhoging van de OZB voorzien is, blijft de onbenutte belastingcapaciteit in dat jaar staan op € 8 miljoen.

Risico's
In 2025 is het gemeentelijke risicomanagement herijkt. Ingezet is om ons meer te richten op de risico's die er echt toe doen in relatie tot de raadsdoelstellingen.

We zijn ervan overtuigd dat door het aanbrengen van deze focus een beter risicomanagement ontstaat. Ook verwachten we dat het risicogesprek zo effectiever kan worden gevoerd. En uiteindelijk is het ons daarom te doen. Het voeren van het risicogesprek helpt ons om tijdig maatregelen te nemen zodat we risico's kunnen voorkomen.  Immers voorkomen is beter dan genezen.

In de hiernavolgende tabel is een overzicht opgenomen van de  belangrijkste risico’s. 

Bij de vaststelling van de Kadernota 2025-2028 is een omvangrijk pakket aan maatregelen vastgesteld om het oplopende begrotingstekort in de komende jaren te dekken. Met dit pakket is een bedrag gemoeid van afgerond € 5,9 miljoen in 2025 oplopend naar afgerond € 16,9 miljoen in 2028.

De invulling en uitvoering van de vastgestelde heroverwegingsmaatregelen is gestart. Voor het realiseren van de geraamde opbrengsten zijn we in bepaalde gevallen afhankelijk van externe factoren (o.a. rijksbeleid, kostenontwikkelingen, regionale afspraken, ed.). Hierdoor bestaat het risico dat de ingeboekte besparingen niet volledig of later dan de ingeschatte planning gerealiseerd worden. Wij monitoren dit nauwgezet en de raad wordt hierover via de reguliere P&C-documenten geïnformeerd.

Tabel 2 – Grote gemeentelijke risico’s (in miljoenen euro’s) Toelichting berekening Risico
Nr. Risico Beheersmaatregel Effect Kans Risicobedrag
1 Sociaal Domein: Stijgende kosten Jeugdzorg en Wmo Maandelijkse monitoring € 8,00 70% € 5,60 Risico jeugd en Wmo: Voor Jeugdzorg wordt 7,5 miljoen aangehouden en voor WMO 0,5 miljoen. Totaal 8 miljoen.
2 Hogere indexatie bij nieuwbouw, onderhoud en GWW-investeringen Indexeren van investeringsbedragen in MIP, grote projecten en GWW € 6,30 50% € 3,15 Het Meerjareninvesteringsprogramma (MIP) heeft een geraamd volume van afgerond 265 miljoen euro. Het Meerjarenonderhoudsprogramma (MOP) bedraagt circa 50 miljoen euro. In totaal gaat het om een investeringsomvang van 315 miljoen euro. Er wordt rekening gehouden met een risico van een extra prijsstijging van 2% ten opzichte van de huidige begroting. De kans op dit scenario wordt ingeschat op 50%, aangezien de economische ontwikkelingen op dit moment onzeker zijn. We achten het momenteel even waarschijnlijk (50%) dat de economie in 2026 zal vertragen, mede als gevolg van diverse geopolitieke ontwikkelingen.
3 Loon- en prijsontwikkeling is 1% hoger dan geraamd bij de gesubsidieerde instellingen en gemeenschappelijke regelingen. Overleg met partijen. 0,45 0,5 0,225 De uitgaven aan gesubsidieerde instellingen bedragen circa 30 miljoen euro. Voor de gemeenschappelijke regelingen is een bedrag van ongeveer 15 miljoen euro geraamd. In totaal gaat het om een som van 45 miljoen euro. Op dit bedrag wordt een risico van 1% toegepast, wat neerkomt op een potentiële extra kostenpost van 0,45 miljoen euro.
4 Cyberrisico’s Diverse beveiligingsmaatregelen € 1,00 20% € 0,20 De inschatting is gebaseerd op de uitkomsten van een risicosessie.
5 Gebundelde doeluitkering BUIG Inzet re-integratie- en poortwachtersinstrumenten € 2,45 30% € 0,74 Buiguitkering is 24,5 miljoen. Van dit bedrag gaat 10% miljoen naar de algemene middelen. Voor de uitkeringen en loonkostensubsidie resteert dan 22 miljoen. Alles wat er meer wordt uitgegeven komt voor rekening van de gemeente. Pas als de meeruitgaven hoger zijn dan 27 miljoen kunnen we weer aankloppen bij het Rijk.
6 Fiscale risico’s (BTW, BCF, loonheffing) Inschakelen externe deskundigen € 1,30 25% € 0,33 BCF -5% van 14 miljoen = 700 k. WKR 100 k. BTW 500 k. VPB risico gering. Totaal 1,3 miljoen
7 Renteontwikkeling Kasgeldfinanciering toepassen en flexibilisatie looptijd leningen € 1,40 30% € 0,42 1% rentestijginig over 140 miljoen (volume nieuwe leningen 2026 en 2027)
8 Netcongestie belemmert realisatie gemeentelijke ambities Overleg met Stedin, flexibel energieverbruik, lokale energieopslag € 0,50 90% € 0,45 Bij diverse projecten lopen we aan tegen een tekort op het stroomnet. Als gevolg hiervan ontstaan extra kosten.
9 Risico's Theater en IKC's Inzetten onvoorzien en aanpassing programma van eisen. € 0,00 Als gevolg van genomen beheersmaatregelen is het netto risico beperkt.
10 Personeelstekort door krappe arbeidsmarkt Strategische personeelsplanning, talentgerichte werving € 0,00 Door deze problematiek binnen het beschikbare personeelsbudget op te vangen is het netto risico beperkt.
11 Rest risico's Diverse beheersmaatregelen. € 5,00 Om een vergelijking met vorig jaar mogelijk te maken, is berekend welke invloed de restrisico’s hebben op het totale risicobedrag. Dit aanvullende bedrag is nu verwerkt in de huidige inschatting. De benadering van deze restrisico’s is voorlopig van aard, aangezien we in 2026 verder werken aan het verfijnen van de risicosystematiek.
Risicobedrag totaal € 21,40 € 16,11

Toelichting op de risico's

1. Sociaal Domein:  Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor Jeugdzorg en de Wmo. Het risicoprofiel van het sociaal domein is hoog. De belangrijkste ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het risicoprofiel:

• Er is de laatste jaren sprake van een toenemende vraag naar Jeugdhulp. Veenendaal is daarbij helaas geen uitzondering op het landelijke patroon. We zien vooral de gemiddelde kosten per persoon aan Jeugdhulp stijgen. Het gaat hierbij om een structureel risico. Door de hulp dichter en laagdrempeliger bij gezinnen te organiseren worden meer gezinnen bereikt. Wanneer gezinnen onder druk staan, door bijvoorbeeld echtscheidingsproblematiek, financiële en psychische problemen, kan dit een negatieve weerslag hebben op de opvoedsituatie en daarmee de ontwikkeling van kinderen. In het merendeel van de ondertoezichtstellingen speelt een complexe echtscheiding een rol. Daarnaast zien we het mentaal welbevinden van jongeren en jongvolwassenen dalen. Hoewel we als gemeente steeds beter zicht en invloed hebben op de inzet van jeugdhulp is het een complexe opgave waarin het risico op overschrijdingen door de toename van het gebruik en intensiteit van de zorg nog zeker aanwezig blijft.

• In de Kadernota 2026-2029 is besloten om het financieel kader voor de jeugdzorg niet op te hogen en taakstellend binnen de begroting voor de komende jaren te hanteren. Het mogelijke risico op overschrijding van dit kader wordt vervolgens in de risicoparagraaf verwerkt.   

Met inbegrip van de eerder in de begroting opgenomen taakstellingen bedraagt het in te verdienen bedrag na de besluitvorming over de kadernota afgerond € 2,7 miljoen in 2026 en 2027 en afgerond € 4,7 miljoen vanaf 2028. Voor de berekening van het maximale risicoprofiel gaan we er op dit moment van uit dat deze bedragen niet inverdiend worden, dan wel dat de realisatie weliswaar plaatsvindt, maar teniet wordt gedaan door een verdere (autonome) groei van de kosten.  

Uit de eerste voortgangsrapportage  over 2025 vanuit de Jeugdhulpregio JeugdFV blijkt een verdere toename van kosten voor de jeugdzorg zichtbaar is van afgerond € 1,9 miljoen.  Het ligt in de lijn der verwachting dat deze kostenstijging een doorwerking heeft naar 2026 en volgende jaren. En dat daarmee, in lijn met de besluitvorming vanuit de kadernota,  het risicoprofiel met hetzelfde bedrag opgehoogd dient te worden van € 4,6 miljoen in 2026 en 2027 naar € 6,6 miljoen vanaf 2028.  

Het risicobedrag vanuit de uitgavenkant is hiermee berekend op € 6,6 miljoen. Aan de inkomstenkant bedraagt het risico van het niet realiseren van de geraamde rijksvergoeding € 0,9 miljoen. Hierdoor neemt het risicobedrag voor de jeugdzorg toe naar in totaal € 7,5 miljoen structureel. In het financieel kader vindt u een nadere toelichting op de ontwikkelingen in de jeugdzorg.  

Het risico voor de Wmo wordt geraamd op € 0,5 miljoen structureel.

2. Bij omvangrijke projecten, zoals de realisatie van Integrale Kindcentra (IKC), culturele voorzieningen zoals het theater, infrastructurele werken op het gebied van grond-, weg- en waterbouw, alsmede onderhoudswerkzaamheden, wordt in de kostenraming doorgaans een indexering toegepast. In de praktijk blijkt deze indexering, mede als gevolg van externe factoren zoals de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt en het tekort aan grondstoffen, regelmatig onvoldoende te zijn. Dit kan in de uitvoerende fase leiden tot aanzienlijke meerkosten waarvoor in de oorspronkelijke begroting geen voorziening is getroffen.

3. Met ingang van 2026 verandert de door de gemeente gehanteerde indexatiesystematiek bij gesubsidieerde instellingen. Hiertoe is gekozen zodat de gehanteerde systematiek voor de instellingen aansluit bij de systematiek die het Rijk hanteert bij het gemeentefonds. Voor de instellingen is de nieuwe systematiek financieel gezien minder gunstig dan de oude systematiek. Hierdoor kunnen financiële problemen ontstaan die leiden tot een extra verzoek om subsidie. 

4. Cyberrisico's

Er is een kans dat wij worden geconfronteerd met een cyberincident, zoals een hack,  ransomware aanval of inbraak. Wij kunnen dit, ondanks getroffen beheersmaatregelen, niet helemaal voorkomen. De dreigingsbeelden van Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) blijven onverminderd hoog vanuit criminaliteit en ook vanuit statelijke actoren. Onze inzet is bedoeld om de kans dat een cyberincident gebeurt te verminderen en de impact bij een incident te beperken. 

5. Risico BUIG. Ten behoeve van de bijstandsuitkeringen ontvangen we van het Rijk het BUIG-budget (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten). Aangezien Veenendaal al langere tijd een zogenaamde ‘voordeelgemeente’ is (we ontvangen meer middelen van het Rijk dan we nodig hebben om de uitkeringen te betalen) is een deel van het BUIG budget een aantal jaren geleden structureel afgeroomd (€ 2 miljoen, omstreeks 10% van het toenmalige BUIG budget). 
In de afgelopen jaren bleek het (afgeraamde) budget voldoende om de kosten te dekken. De Voorjaarsraming 2025 van de Nederlandsche Bank verwacht een hogere werkloosheid in 2026.  In het geval het aantal bijstandspartijen verder toeneemt ontstaat een nadeel ten opzichte van het in onze begroting beschikbare budget. Gemeenten kunnen -onder voorwaarden- in aanmerking komen voor een zogenaamde vangnetregeling van het Rijk. Dit is pas mogelijk wanneer de kosten het beschikbaar gestelde BUIG budget met minimaal 5% overschrijden. Gezien het eerder afgeraamde budget betekent dit dat bij een stijging van het aantal bijstandspartijen Veenendaal in eerste instantie zelf aan zet is om tekorten op te vangen.  

6. Fiscale risico's
Bij de toepassing van de belasting - wetgeving (BTW, BCF, Loonheffing (met name WKR) etc.) kunnen verschillen van inzicht en/of interpretatie ontstaan, of kunnen de regels onjuist worden toegepast. Dit kan leiden tot een naheffing van de zijde van de fiscus. 

7. Renteontwikkeling
Op dit moment is de onzekerheid over de toekomstige economische ontwikkeling erg groot. Dit is het gevolg van de geopolitieke spanningen die van steeds grotere invloed zijn op de economie. Met het oog hierop loopt de gemeente voor het aantrekken van nieuwe leningen een behoorlijk renterisico.  

8. Netcongestie vormt een groeiend probleem. Het belemmert de ontwikkeling van het bedrijfsleven en kan vertraging veroorzaken in de woningbouw wanneer er onvoldoende capaciteit is voor elektriciteitsaansluitingen. Er vindt regelmatig overleg plaats met Stedin en Liander over deze problematiek. Een verzwaring van het elektriciteitsnet op lokaal en regionaal niveau vergt echter veel tijd, terwijl de vraag naar elektriciteit op korte termijn sterk toeneemt.  Bij de aanleg van gemeentelijke warmtenetten kunnen hierdoor extra kosten ontstaan voor het nemen van tijdelijke maatregelen totdat er weer voldoende ruimte op het net beschikbaar komt. Uitgegaan wordt van een risico van 0,5 miljoen en een kans van 90%.

9.Risico's IKC's en Theater. 
De genoemde projecten bevinden zich momenteel in de voorbereidende fase. In deze fase geldt het beschikbare budget als leidend kader voor de uitvoering. Indien zich risico’s voordoen, dienen de financiële consequenties hiervan binnen het bestaande budget te worden opgevangen. Dit kan bijvoorbeeld door een beroep te doen op de post ‘onvoorzien’. Indien dit niet toereikend is, zal het programma van eisen moeten worden aangepast. Door toepassing van deze beheersmaatregelen wordt ervan uitgegaan dat het netto risico bij deze projecten beperkt is. Om die reden worden zij als pm-post opgenomen.

10. Personeelstekort door krappe arbeidsmarkt. 
De landelijke arbeidsmarkt ontwikkelt zich langzaam van ‘zeer krap’ naar krap. Er is landelijk een licht dalende lijn in het aantal vacatures te zien. In tegenstelling tot een lichte landelijke afkoeling van de arbeidsvraag, neemt de vraag naar nieuw personeel bij gemeenten eerder toe dan af. Mogelijke verklaringen zijn taken die het Rijk overhevelt naar gemeenten, transities gericht op energie en duurzaamheid, de stijgende vraag naar voorzieningen die gemeenten aanbieden, de woningbouwopgave en de grotere uitstroom van 60-plussers in verband met pensionering. Ook in 2026  wordt volop ingezet om de arbeidsmarkt en werkzoekenden te begrijpen en te doorgronden. Hiervoor maken wij gebruik van onze recruitment-expertise, netwerken en gerichte mediacampagnes om de gemeente Veenendaal zo goed mogelijk te bemensen.  Door deze problematiek binnen het beschikbare personeelsbudget op te vangen is sprake van een pm risico.

11. Restrisico's.

In 2025 is een top 10 van grote risico's opgenomen in de begroting. De kleinere resteren risico's zijn ook in 2025 niet gepresenteerd maar hebben wel invloed op de hoogte van het risicobedrag.  Om 2025 en 2026 te kunnen vergelijken is berekend wat de invloed van de restrisico's in 2025 was. Dit bedrag is toegevoegd aan het risicobedrag 2026. De benadering van deze restrisico’s is voorlopig van aard, aangezien we in 2026 verder werken aan het verfijnen van de risicosystematiek.

Berekening Risicobedrag
De berekening van het risicobedrag komt als volgt tot stand. Eerst wordt het effect vermenigvuldigd met de kans. Vervolgens worden de bedragen die hier uitkomen bij elkaar opgeteld. 

 

De benodigde weerstandscapaciteit die uit de berekening van het risicobedrag voortvloeit kan worden afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt het weerstandsvermogen.

Uit bovenstaande risicotabel blijkt dat er voor € 10,51 miljoen (alle risico's exclusief jeugdzorg) aan  incidentele risico’s aanwezig zijn terwijl er voor € 36,8 miljoen (algemene reserve € 34,6 en € 2 miljoen onbenutte belastingcapaciteit) aan incidentele weerstandscapaciteit beschikbaar is. We kunnen hieruit concluderen dat er voldoende incidentele capaciteit aanwezig is om incidentele risico’s op te vangen. 

De  structurele risico's  bedragen € 5,6 miljoen  en betreffen de jeugdzorg en WMO. Er is in 2026 € 8 miljoen structurele weerstandscapaciteit beschikbaar in de vorm van de onbenutte belastingcapaciteit.  Dit bedrag is voldoende om de structurele risico's bij de jeugdzorg en WMO op te vangen.
 
Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden dat de verhouding de incidentele / structurele risico’s en incidentele / structurele weerstandscapaciteit op orde is.  

Weerstandsvermogen

Om op een verantwoorde manier met risico’s om te gaan, is het noodzakelijk om voldoende financiële buffer aan te houden. Het weerstandsvermogen wordt uitgedrukt in een ratio, berekend als:

Ratio weerstandsvermogen = beschikbare weerstandscapaciteit / benodigde weerstandscapaciteit = € 44,6 miljoen / € 16,11 miljoen = 2,7

Een ratio van 2,7 duidt erop dat er voldoende zekerheid is dat de geïdentificeerde risico’s kunnen worden opgevangen met de beschikbare middelen.

Dit biedt een solide basis voor het huidige risicoprofiel, waarbij ook rekening is gehouden met restrisico’s en de verdere ontwikkeling van de risicosystematiek in 2026.

 Ter informatie het volgende: de provincie Utrecht – onze toezichthouder - heeft in de begroting 2025 een ratio van 1,9 (2024 1,7).  

   

Verplichte kengetallen financiële positie in de begroting
Het BBV schrijft voor dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing zes financiële kengetallen moeten worden opgenomen. De beoordeling van de kengetallen kan alleen op een adequate wijze gebeuren als daar ook de financiële positie  van de gemeente bij wordt betrokken. De provincie Utrecht onze toezichthouder heeft aangegeven dat zij kiest voor een totaalbeoordeling in plaats van een beoordeling per kengetal afzonderlijk.

Kengetallen Rekening 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028 Begroting 2029
Netto schuldquote 59% 110% 91% 104% 125% 138%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 53% 102% 83% 96% 117% 129%
Solvabiliteitsratio 34% 21% 29% 26% 23% 21%
Grondexploitatie 8% 5,9% 10,4% 9,5% 7,0% 1,6%
Structurele exploitatieruimte -16% 2,30 2,10 1,0 0,6 0,8
Belastingcapaciteit 85% 78% 89% 89% 89% 89%

De schuldquote laat zien in hoeverre een gemeente afhankelijk is van vreemd vermogen (leningen) ten opzichte van haar structurele inkomsten (baten).  Hoe lager dit percentage is des te gunstiger het voor de gemeente is.  Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen aan particulieren en bedrijven wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast. 
 
In 2026 daalt de gemeentelijke schuldquote gecorrigeerd voor leningen naar 83%. Een daling van 19% ten opzichte van de begroting 2025. Dit wordt  veroorzaakt door het gefaseerd opnemen van grote investeringen in het meerjareninvesteringsplan (MIP).  Vanaf 2026 zien we dat de ratio oploopt. Dit effect treedt op doordat het MIP een forse ambitie in zich heeft. 

Onze toezichthouder: de provincie Utrecht hanteert als neutrale norm een percentage tussen de 90% en 130%.  Boven de 130% is er sprake van meest risicovol (Bron: GTK 2020).  De norm van 130% wordt in 2029 nog niet overschreden maar komt er net onder. Belangrijk is dan om daar waar mogelijk bij te sturen door een verdere fasering van de investeringen. Ook wordt het steeds belangrijker om de rentelasten in de begroting verder zeker te stellen. Met het ook hierop is bij de inventarisatie van de risico's een bedrag van € 420.000 opgenomen om tegenvallers bij de renteontwikkeling verantwoord op te kunnen vangen.

Overigens is uit het overleg met onze toezichthouder gebleken dat het hier niet om harde normen gaat. Belangrijker is om te kijken naar het totale gemeentelijk financieel perspectief. 

Verder wordt nog verwezen naar het financieel kader in deze begroting en de nadere duiding van de kengetallen naar aanleiding van de motie van SGP, CDA, Pro Veenendaal en CU  d.d. 15 juli 2025. 
 

De solvabiliteitsratio geeft de verhouding eigen/vreemd vermogen aan en helpt om inzicht te krijgen in welke mate wij in staat zijn aan onze financiële verplichtingen te voldoen. Deze ratio daalt  in 2026 naar 29%. De verklaring hiervoor is dat in 2026 extra vreemd vermogen nodig is voor de financiering van de investeringen.  Deze tendens zal zich in 2027, 2028 en 2029 verder doorzetten.  Onze toezichthouder geeft aan dat een percentage onder de 20% meest risicovol is. Volgens de huidige prognose blijven we in de huidige meerjarenbegroting boven de 20%.     

Het kengetal grondexploitatie geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. De grondexploitatie kan een forse impact hebben op de financiële positie. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij verkoop. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten. Dit kengetal geeft aan dat de gemeente op het terrein van de grondexploitatie iets meer risico gaat lopen door grote projecten als Het Ambacht en Spoorzone. De boekwaarde van de complexen loopt hierdoor wat op. In 2029 zien we dat een aantal complexen wordt afgesloten waardoor het risico terugvalt.
 
De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn. In 2026 komt de structurele exploitatie ruimte uit rond de 2,1.  
  
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De toelichting hiervan is opgenomen in paragraaf G Lokale heffingen.

 

 

B. Onderhoud Kapitaalgoederen

B. Onderhoud Kapitaalgoederen

Terug naar navigatie - B. Onderhoud Kapitaalgoederen - B. Onderhoud Kapitaalgoederen

Tot de kapitaalgoederen rekenen we de wegen en civiele kunstwerken (bruggen, tunnels en viaducten), de riolering, het water, het groen, de sport- en speelvoorzieningen en het vastgoed in de gemeente. Onderhoud bestaat uit dagelijks onderhoud, groot onderhoud en technische vervanging in renovatie.

Omgevingsprogramma Openbare Ruimte (OPOR)
De omgevingsvisie (herziene versie 2025/2026), het Programma Circulariteit en het Programma Klimaat en Groen vormen de input voor het nieuwe OPOR. De verwachting is dat deze plannen eind 2025 of begin 2026 gereed zijn. Hierdoor kunnen we het proces voor het opstellen van het OPOR pas in 2026 starten. Bij deze programmabegroting 2026 stellen we voor om het huidige OPOR 2021-2025 met een jaar te verlengen.  Mede omdat de jaarschijf 2026 van het MIP met de heroverwegingen doorgeschoven is naar 2027. 

Algemene ontwikkelingen
De komende jaren staat de gemeente voor een grote vervangingsopgave in de openbare ruimte doordat de investeringen einde levensduur is. Doordat de huidige openbare ruimte (grotendeels) gefinancierd is vanuit de ontwikkeling kennen deze momenteel geen financiering. Na vervanging is dit wel het geval en gaan de kapitaallasten en rentelasten stijgen. Naast de vervangingsopgave staat de gemeente voor de opgave te komen tot een klimaatadaptieve, energie neutrale, circulaire en datagerichte gemeente.

Heroverwegingen
In de programmabegroting 2025 is besloten de afschrijvingstermijnen voor wegen en riolering aan te passen naar respectievelijk 50 en 60 jaar. Ook is besloten om alle investeringen in de fysieke leefomgeving uit het meerjareninvesteringsplan (MIP) in 2026 één jaar door te schuiven. Door het doorschuiven van de investeringen komt de jaarschijf 2026 en de daarbij horende kapitaallast te vervallen. De projecten die voor 2026 en verder zijn ingepland, zijn inmiddels vanaf 2027 opnieuw ingepland. Hierbij bleek dat uitstel van fase 3 van De Pol teveel overlast voor omwonenden en extra kosten veroorzaakt. Daarom wordt voorgesteld om totaal  € 3.000.000,- van 2027 te verschuiven naar 2026. 
 Daarnaast is besloten dat we vanaf 2025 de openbare verlichting versneld van led technologie te voorzien. Conventionele verlichting wordt vervangen door ledverlichting met waaklicht. In 2025 zijn we gestart met de uitvoering wat een vervolg krijgt in 2027 en verder.

Technische kwaliteit
Op basis van (eigen) inspecties en schouwrapporten wordt klein of groot onderhoud uitgevoerd in de openbare ruimte zodat deze voldoen aan de beeldkwaliteit conform de CROW-systematiek. In de winkelcentra en op de begraafplaats wordt voor de verhardingen, straatmeubilair en groen een A-niveau gerealiseerd. In de overige wijken wordt de kwaliteit beoordeeld op een B-niveau.
 
Verzorgende kwaliteit
De onderhoudskwaliteit wordt in het jaar 2026 grotendeels onderhouden op beeldkwaliteit B en voor winkelcentra en begraafplaats beeldkwaliteit A. Door het regelmatig uitvoeren van een externe schouw wordt de kwaliteit beoordeeld en waar nodig extra inzet gepleegd. 
Het openbaar groen wordt in lijn met het Koersdocument steeds meer op natuurlijke wijze onderhouden, mede om de biodiversiteit te bevorderen. Het kwaliteitsniveau zal alleen nog gelden voor het cultuurlijke groen (dit neemt af). Voor het natuurlijke groen gaan we monitoren en sturen op soortenrijkdom van inheemse flora.

Verloop kwaliteit
Aandachtspunt voor de onderhoudskwaliteit zijn de weersomstandigheden waardoor een wisselende piekbelasting ontstaat in het reguliere onderhoud (onkruidverwijdering). Omdat de onkruidgroei een jaarlijks terugkerend probleem is, wil het college zich bezinnen op de vraag welk type groen we in de stad wensen. Arbeidskrapte, klimaatverandering en de wens voor meer natuur en biodiversiteit in de stad, vragen een andere kijk op groen. Dit moet vorm krijgen bij de herziening van onze omgevingsvisie en omgevingsprogramma’s. Daarnaast wil de gemeente inwoners stimuleren om hun leefomgeving schoon, heel en veilig te houden.  

Participatie 
In elk project dat wij voorbereiden en uitvoeren, werken we met de participatietrap. We betrekken bewoners bij de voorbereiding van een project. Na afronding van een project volgt een evaluatie. De eventuele verbeterpunten uit de evaluatie borgen wij in ons werkproces en passen we toe op de toekomstige projecten. 

Integrale planning 2025

Straat Jaar Stand van zaken
Afkoppelen en reconstructie De Pol 2024-2027 Uitvoering
Afkoppelen en reconstructie Dragonder Noord (fase 2) 2025-2028 In voorbereiding
Vervangen brug De Pionier/Wiekslag (incl. reconstructie De Pioneer/Wiekslag, kruispunt Hoornzwaluw en Verlengde Sportlaan) 2025-2026 In voorbereiding/uitvoering
Afkoppelen en reconstructie Boogschutter 2025-2026 In voorbereiding
Groot onderhoud en verbeteren verkeersveiligheid Grote Beer-Lorentzstraat (oost-west) 2025-2026 In voorbereiding/uitvoering
Reconstructie parkeerplaats Groene Velden I 2024-2026 Uitvoering
Diverse verkeersmaatregelen 2024-2026 Uitvoering
Reconstructie Zuivelstraat 2025-2026 In voorbereiding
Reconstructie Noorderkroon (de circulaire weg) 2025-2026 In voorbereiding
Vervanging verkeersregelinstallatie door iVRI 2026 In voorbereiding/uitvoering
Herstel kademuren (Brederodelaan en Vondellaan) 2025-2026 In voorbereiding
Groot onderhoud asfaltverhardingen 2026 2026 Uitvoering
Buurtaanpak* Pioniersbuurt, incl. BOSS 2025-2026 Uitvoering
Buurtaanpak* Componistenbuurt en Vogelbuurt, incl. BOSS 2025-2026 In voorbereiding/ in uitvoering
Buurtaanpak* Schrijverswijk, incl. BOSS 2025-2026 In voorbereiding/ in uitvoering
Buurtaanpak* ‘t Hoorntje 2026-2027 In voorbereiding
Omvormen speelplekken naar BOSS locaties: Componistenbuurt, Dragonder Noord, Franse Gat ((nieuwe inclusie/ samenspeelplek), Schepenbuurt, De Pol en Molenbrug. 2025-2027 In voorbereiding/ in uitvoering
Vervangen boom- en groenstructuur Van Essenlaan (vanwege invasieve soort) 2025-2026 In voorbereiding/ in uitvoering
Herinrichting Gortstraat (gedeelte Vendelseweg – D.S. van Schuppenstraat) 2025-2027 In voorbereiding
Herinrichting Salamander 2025-2028 In voorbereiding
Herinrichting Schepenbuurt fase 1 2025-2028 In voorbereiding
Herinrichting Marsmanlaan en Achterberglaan (aanleg hemelwaterriool) 2025-2026 In voorbereiding
Herinrichting Buurtlaan-oost (oostzijde) 2025-2026 In voorbereiding
Herinrichting Schoolstraat 2025-2026 In voorbereiding

* Buurtaanpak: in deze aanpak wordt de buurt opgeknapt. We vormen (een deel van) speelplekken om naar BOSS-locaties en we leggen BOSS-routes en ontmoetingsplekken aan. Waar nodig renoveren we groen en herstellen we boomstructuren. Ook kijken we naar locaties om te vergroenen. Straatwerk wordt recht gelegd en wortelopdruk zo veel mogelijk weggenomen. Bebording wordt in orde gebracht en straatkolken worden waar nodig hersteld of vervangen. Ook worden blindegeleidetegels aangebracht op hoofdroutes om de toegankelijkheid te verbeteren. Tot slot wordt aandacht besteed aan de veiligheid van schoolomgevingen. Na realisatie kan de buurt er weer minimaal 7 jaar tegenaan zonder dat grootschalige ingrepen nodig zijn.

Wegen, kunstwerken, Openbare verlichtingen en technische installaties

Beleidskaders
Het vastgestelde beleidskader is het Omgevingsprogramma Openbare Ruimte 2022-2025 (OPOR 2022-2025).
Kapitaalgoederen die aan het einde van de technische of maatschappelijke levensduur zijn worden gereconstrueerd. Hierbij wordt gekeken of vervangingen integraal opgepakt kunnen worden.

Financiële consequentie (langjarig)
De komende jaren staat de gemeente voor een grote vervangingsopgave voor de openbare ruimte, waaronder de wegen, kunstwerken, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties. Deze zijn veelal aangelegd en gefinancierd vanuit de grondexploitatie. Bij vervanging levert dit een toename op van kapitaal- en rentelasten zoals in onderstaande grafiek is weergegeven. 


 
Figuur 1: visualisatie kapitaallasten taakveld verkeer en vervoer 


De verkeersregelinstallaties (VRI's) zijn aan het eind van hun levensduur en aan vervanging toe.  De eerste VRI’s zijn in 2024 en 2025 vervangen door intelligente installaties (iVRI’s). De komende jaren wordt geïnvesteerd in de vervanging van de overige VRI’s. 

Bij het vaststellen van het OPOR is besloten in 2026 een voorziening met een jaarlijkse dotatie van € 1.370.000,- in te stellen voor financiering van het groot onderhoud van de asfaltverhardingen. In de kadernota 2025-2028 (heroverwegingen) is besloten om de jaarlijkse dotatie te verlagen naar € 1.020.000,-.

Vertaling begroting
Voor de reconstructies aan wegen en kunstwerken is voorgesteld om een investeringsbudget van   € 1.410.000 van 2027 naar 2026 te verschuiven. Dit zodat aansluitend op fase 2 gestart kan worden met fase 3 van de reconstructie in wijk de Pol. Dit om langere overlast voor de omwonenden en extra kosten te voorkomen.  

Voor het dagelijkse onderhoud zijn in 2026 de volgende bedragen in de exploitatiebegroting opgenomen: 
•    Wegen en kunstwerken en gladheidbestrijding € 3.105.899,-;
•    Openbare verlichting, technische installatie en VRI € 842.985,-;
•    Straatmeubilair , bewegwijzering en bebording € 334.604,-;
•    Reiniging openbare ruimte en onkruidverwijdering € 1.165.343,-.

Riolering

Beleidskaders
Het vastgestelde beleidskader is het Omgevingsprogramma Openbare Ruimte 2022-2025 (OPOR 2022-2025).

Financiële consequentie (langjarig)
De komende jaren worden riolen vervangen welke aangelegd zijn vanuit de grondexploitatie, ook worden nieuwe hemelwaterrioleringen en waterbergingen aangelegd. De komende jaren levert dit door deze bedragen te investeren een toename aan kapitaalslasten op zoals in de onderstaande grafiek is weergegeven.

Figuur 2. visualisatie toename kapitaallasten taakveld riolering

Elk jaar worden in Veenendaal reconstructies uitgevoerd van straten en wijken. Hierbij wordt het hemelwater afgekoppeld van het vuilwaterriool. Het regenwater komt dan in het oppervlaktewatersysteem wat berging bevat en afvoer naar de Grift. Omdat er door klimaatinvloeden in de toekomst grotere piekbuien zullen gaan optreden, bestaat het gevaar dat De Grift door de aanliggende gemeenten dusdanig wordt belast dat dit benedenstrooms bij Amersfoort voor problemen kan zorgen. Om deze piek in de afvoer van regenwater te dempen, en water vast te houden waar het valt, kan het regenwater ter plaatse langer geborgen dan wel geïnfiltreerd worden. In de Veense situatie is dit echter heel complex vanwege de hoge grondwaterstand in relatie tot het benodigde ruimtebeslag. Of berging en infiltratie mogelijk en noodzakelijk is, is daarom maatwerk per locatie. De klimaatstresstest die op het moment wordt uitgevoerd, zal hierin sturing geven. De extra investeringskosten en de gevolgen voor de kapitaallasten en rioolheffing voor de komende jaren worden in het nieuwe OPOR in beeld gebracht. 

Vertaling begroting
Voor afkoppelprojecten en rioolvervangingen is in 2026  een bedrag van € 1.400.000,- opgenomen.  Dit betreft het voorstel voor verschuiving van de middelen van 2027 naar 2026 voor fase 3 van de reconstructie van wijk de Pol.

Voor het dagelijkse onderhoud zijn onderstaande bedragen in de exploitatiebegroting 2026 opgenomen:

  • Rioolbeheer €  576.669,-;
  • Reinigen en onderhouden kolken en plaagdierbestrijding €  305.906,-;
  • Onderhoud pompen en persleidingen €  277.411,-.

Ook is € 155.000,- beschikbaar voor het stimuleren van afkoppelen van regenwater en vergroenen van particuliere percelen. En er is € 150.000,- beschikbaar voor het afkoppelen van regenpijpen bij reconstructieprojecten. Deze impuls wordt gedekt uit de voorziening rioleringen.

Water

Beleidskader
Het vastgestelde beleidskader is het Omgevingsprogramma Openbare Ruimte 2022-2025 (OPOR 2022-2025).

Financiële consequentie
Naast het regulier onderhoud zoals het maaien en korven van vijvers en sloten worden in 2026 meerdere watergangen en oevers voorzien van nieuwe beschoeiingen of omgevormd tot natuurvriendelijke oevers.

Vertaling begroting
Voor het vervangen van beschoeiingen is in 2026 vanuit het meerjareninvesteringsplan €159.185,- opgenomen. 

Voor het dagelijkse onderhoud zijn onderstaande bedragen in de exploitatiebegroting 2026 opgenomen:

  • Maaien vijvers en klein onderhoudswerk € 91.376,-;
  • Baggerwerkzaamheden € 158.905,-.

Groen en speelvoorzieningen/ Bewegen, Ontmoeten, Spelen en Sporten (BOSS)

Beleidskader
Het vastgestelde beleidskader is het Omgevingsprogramma Openbare Ruimte 2022-2025 (OPOR 2022-2025). Voor de openbare sport- en speelvoorzieningen is dit uitgewerkt in het BOSS uitvoeringsplan 2023-2030.

Er wordt zoveel mogelijk integraal gewerkt. Investeringen aan het groen en speellocaties vinden gelijktijdig plaats met reconstructies van buurten of met onderhoud aan verhardingen. Groot voordeel van de integrale aanpak is onder andere dat er duurzame groeiplaatsen voor bomen aangelegd kunnen worden onder de verharding. Hierdoor kunnen bomen groot en oud worden en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het klimaat. Uitgangspunt is dat waardevol groen behouden blijft en dat Veenendaal in 2030 groener is dan in 2020.

Ook investeren we in het omvormen en renoveren van speellocaties conform het BOSS-principe (zie OPOR). Er ontstaat op termijn een heel netwerk van verschillende type BOSS-plekken voor verschillende leeftijdscategorieën. Hierbij wordt buurtgericht gewerkt, waarbij iedere woonbuurt om de 7 à 8 jaar aan de beurt komt. De BOSS-locaties worden vervolgens geüpdatet op basis van de veranderende leeftijdsopbouw van een buurt. Naar verwachting zijn in 2030 alle buurten in Veenendaal aan de beurt geweest.

Naast bewegen, ontmoeten, spelen en sporten (BOSS) is er bij de buurtaanpak veel aandacht voor vergroening (klimaat), inclusie, duurzaamheid en circulariteit.

Financiële consequentie
De ambities uit het OPOR en het raadsakkoord voor groen- en speelvoorzieningen zijn groot en vragen een flinke investering. Het is de verwachting dat de kapitaallasten (rente en afschrijving) voor groen en speelvoorzieningen geleidelijk toenemen zoals in onderstaande grafiek weergegeven. Vanaf 2035 zullen de kapitaallasten naar verwachting € 1.000.000,- per jaar hoger zijn dan in 2020. 

Figuur 3: visualisatie toename kapitaallasten taakveld Openbaar groen en (openlucht) recreatie

Vertaling begroting 
Om te investeren in kwantitatief en kwalitatief hoogwaardig groen en een gezonde en groene leefomgeving is in het meerjareninvesteringsplan (MIP) in 2026 voor groen een bedrag opgenomen van € 90.000, -. Dit betreft de verschuiving van middelen van 2027 naar 2026 voor fase 3 van de reconstructie van wijk de Pol.

Voor de vervanging van bomen is € 100.000, - opgenomen ook voor fase 3 van wijk de Pol.

Voor de vervanging, omvorming en optimalisatie van de speellocaties naar BOSS-locaties is in 2026 geen bedrag opgenomen door het besluit van de heroverwegingen.

Voor het dagelijkse onderhoud zijn in de exploitatiebegroting 2026 beschikbaar:

  • Onderhoud groen: € 4.058.776,-;
  • Speelvoorzieningen: € 239.422,-;
  • Hondenvoorzieningen: € 42.356,-.

Buitensport

In het kader van de heroverweging in 2025 zijn alle investeringen in de sportvoorzieningen  een jaar doorgeschoven.  Buitensportvoorzieningen worden getoetst aan de landelijk gestelde eisen van NOC*NSF en de verschillende sportbonden. Daar waar voorzieningen niet meer bruikbaar zijn in verband met de eisen vanuit NOC*NSF zullen we actie ondernemen en indien noodzakelijk  alsnog investeringsvoorstellen aan u voor leggen. Dit zal incidenteel leiden tot een verstoring van de bedrijfsvoering.

Vertaling begroting
Voor het realiseren van deze werkzaamheden en het aanschaffen van materieel is in 2026 € 535.506,- budget noodzakelijk en beschikbaar.

Vastgoed

Beleidskader
Het Vastgoedbeleidsplan wordt in 2025 geactualiseerd. In navolging hierop wordt het Vastgoedbeheerplan en het meerjarenonderhoudsplan duurzaam geactualiseerd. Rekening houdend met de beleidsuitgangspunten van de gemeente voor verduurzaming en circulariteit. Een belangrijk project in dit kader is de herinrichting en verduurzaming van het gemeentehuis. 

In het kader van de wet Primair onderwijs en de wet Voortgezet onderwijs is in 2025 een nieuw Integraal Huisvestingsplan voor onderwijshuisvesting opgesteld, voor de planperiode tot 2026-2040, waarin is voorgesteld ook de verordening huisvesting onderwijs te actualiseren naar de modelverordening van de VNG. De planvorming bestaat uit 3 fases waarvan fase 1 is verwerkt in het meerjareninvesteringsplan (zie ook Programma 3, Thema V Onderwijs en ontwikkeling).  Voor de financiering wordt uitgegaan van actuele marktprijzen die jaarlijks worden gebenchmarkt. Voor de verwerking van vastgoedinvesteringen in het meerjareninvesteringsplan is het uitgangspunt de vigerende nota waardering en afschrijving.

In navolging van het Integraal Huisvestingsplan voor onderwijshuisvesting hebben wij het voornemen dit plan te verbreden naar een voorzieningenplan voor realisatie en vervanging van maatschappelijk vastgoed ten behoeve van welzijn, sport en cultuur. 

Overzicht kwaliteitsniveau 
We vervangen maatschappelijk vastgoed conform wet- en regelgeving, rekening houdend met de beleidsuitgangspunten van de gemeente voor verduurzaming en circulariteit. We houden het maatschappelijk vastgoed tijdens de levensduur correctief en planmatig in stand op kwaliteitsniveau 3 van de NEN 2767 (redelijk).  De laatste 5 jaar voor groot onderhoud of einde levensduur wordt het vastgoed in standgehouden op kwaliteitsniveau 4 van de NEN 2767(matig).

Financiële consequenties 
Benodigde vastgoedinvesteringen, zoals voortkomend uit het Integraal Huisvestingsplan  voor onderwijshuisvesting, worden opgenomen in het meerjareninvesteringsplan, onderdeel van de programmabegroting. Op basis van het vastgoedbeheerplan en het duurzaam meerjarenonderhoudsplan (DMJOP) word een jaarplan voor onderhoud opgesteld en vastgesteld door het college. 

Vertaling begroting
In het meerjareninvesteringsplan is een investeringen van € 1.626.533,- opgenomen voor 2026.- In 2026 voeren conform beheerplan correctief en planmatig onderhoud uit wat wordt bekostigd uit de  onderhoudsvoorziening.

C. Financiering

C. Financiering

Terug naar navigatie - C. Financiering - C. Financiering

Inleiding

In de paragraaf financiering komt het gemeentelijk financieringsbeleid aan de orde.  We streven naar een optimale financiering van de gemeentelijke inkomsten en uitgaven (op korte en lange termijn) in kasstromen.  Dit vertaalt zich in lage kosten en geringe risico's. Om de financieringsfunctie goed uit te voeren, kijken we naar de meerjarige liquiditeitsontwikkeling van de gemeente en de renteontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt. De focus van het financieringsbeleid is verder gericht op  het beheersen van de gemeentelijke schuldpositie.

Er is een directe relatie met paragraaf A Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Economische ontwikkeling

De economische groei in Nederland wordt geremd door de internationale handels- en geopolitieke spanningen. Die zorgen voor toegenomen economische onzekerheid en een lagere wereldhandelsgroei. Vooral de bedrijfsinvesteringen en de uitvoer worden daardoor geremd. Dit drukt de economische groei, die vorig jaar nog versnelde. Na een groei van het bruto binnenlands product (bbp) van 1,1% dit jaar, blijft de groei ook in 2026 en 2027 steken op ongeveer 1% per jaar. De bbp-groei steunt op de particuliere consumptie en de overheidsbestedingen. Door de afkoeling van de economie komt de vraag naar producten en diensten volgend jaar in evenwicht met de productiecapaciteit. Daarmee verdwijnt het vraagoverschot uit de economie.

De werkloosheid neemt toe, vooral omdat meer mensen op de arbeidsmarkt komen. De werkloosheid stijgt van 3,7% in 2024 naar 4,4% in 2027. De inflatie (Europees geharmoniseerd, HICP) daalt in 2025 onder 3% en gaat daarna geleidelijk verder omlaag tot 2,6 % in 2026. Ook de kerninflatie (zonder energie en voeding) neemt af. Deze was 3% in 2025 en daalt naar 2% in 2027.  (Bron: Voorjaarsraming De Nederlandse Bank).


Rentevisie

Omdat de algemene verwachting is dat de lange rente zal stabiliseren wordt voorgesteld voor het aantrekken van nieuwe langlopende middelen in 2026 uit te gaan van 3,0  (was 3,5%). Dit percentage is gebaseerd op de lange-termijn verwachting van de ING, ABN AMRO Bank en De Nederlandse Bank. Voor alle duidelijkheid willen we benadrukken dat het hier de lange rente betreft. Daarbij is rekening gehouden met de recente ontwikkeling dat de provincies steeds meer optreden als de financier van de gemeente. Doordat zij tegen lagere tarieven leningen kunnen aanbieden dan de sector banken lukt het om de rente te drukken. 

De korte rente kan als gevolg van het beleid van de Europese Centrale Bank en eventuele tegenvallende economische ontwikkelingen in 2026 nog wat dalen. Deze bedraagt bij het schrijven van de begroting 2%.

Tabel Kerngegevens raming Nederlandse economie
Procentuele mutaties
2023 2024 2025 2026 2027
Bruto binnenlands product 0,1 1 1,1 0,9 1,1
Geharmoniseerde consumentenprijsindex 4,1 3,2 3,0 2,6 2,6
Werkloosheid (% beroepsbevolking) 3,6 3,7 3,9 4,2 4,4
Emu saldo (% bbp) -0,4 -0,9 -2,8 -3,5 -2,7
Emu-schuld (%bbp, obv ultimo stand) 45,2 43,3 45,8 49,1 50,2
Bron: DNB, CBS en ECB

Kasgeldlimiet

In 2026 kan afhankelijk van de renteontwikkeling een deel van de financieringsbehoefte gedekt worden met kasgeldleningen. De kasgeldlimiet komt in 2026 uit op ongeveer € 24,65 miljoen (8,5% van het begrotingstotaal van € 290 miljoen). Bij een overschrijding van de kasgeldlimiet dan wel bij een stijgende rente zullen er langlopende geldleningen worden afgesloten. Het gemeentelijk treasury comité (portefeuillehouder financiën, directeur bedrijfsvoering, teamleider financiën en treasurer) neemt hiertoe het initiatief. 

liquiditeit 2026

 

Liquiditeitsbehoefte 

De gemeentelijke liquiditeitsbehoefte 2026 wordt weergegeven in de grafiek liquiditeitsplanning. In het eerste kwartaal is er een liquiditeitstekort, voornamelijk doordat veel rente en aflossing van leningen dan betaald moeten worden. Ook vragen de nodige investeringen om financiering. In het tweede kwartaal vermindert het tekort als gevolg van de belastinginkomsten. In het derde kwartaal stabiliseert de situatie door inkomsten uit het btw-compensatiefonds. In het vierde kwartaal wordt een toename van de behoefte aan liquiditeit verwacht door de bekostiging van nieuwe investeringen. Vooral aan het einde van jaar neemt de behoefte toe doordat er dan geen inkomsten uit het gemeentefonds meer zijn, terwijl de betalingen vaak oplopen. De gemeentelijke liquiditeitsbehoefte zal worden ingevuld met kasgeldleningen en langlopende leningen. Deze worden verwerkt in bovenstaand overzicht zodra de leningen afgesloten zijn.

Financieringsbehoefte 2025 2026 2027 2028 2029
Financieringsbehoefte 30,0 67,6 76,6 97,3 100,4
Aflossing 17,3 18,4 24,0 32,5 43,4
Schuldontwikkeling 31-12 156,3 205,5 258,1 322,9 379,9
Stijging Schuld 49,2 52,6 64,8 57,0

Door het meerjareninvesteringsplan (MIP) stijgt de gemeentelijke schuld aanzienlijk. Per 1 januari 2026 wordt een netto schuld verwacht van € 156,3 miljoen.  In 2026 neemt de schuld toe met € 49,2 miljoen.  In 2027 met € 52,6 miljoen. In 2028 met € 64,8 miljoen en in 2029 met € 57 miljoen.  Aan het einde van 2029 komen we dan uit op een schuld van € 379,9 miljoen.  

Voor een beoordeling van de hoogte van de gemeentelijke schuld wordt u verwezen naar de kengetallen die opgenomen zijn in paragraaf A Risicomanagement en weerstandsvermogen.

Berekening Renterisico Norm (bedragen x € 1 miljoen) 2026 2027 2028 2029
1.     Begrotingstotaal (prognose) 290 293 287 291
2.     Vastgesteld % wet FIDO 20% 20% 20% 20%
3.     Renterisiconorm ((1 x 2) /100) 58 58,6 57,4 58,2
4.     Aflossingen (planning) 18,4 23,2 31,8 43,4
5.     Nieuwe leningen (planning 67,6 76,6 97,3 100,4
6.     Ruimte (3 – laagste van 4 of 5) 39,6 35,4 25,6 14,8

Renterisiconorm

Veenendaal voldoet aan de renterisiconorm.  Volgens de wet FIDO bedraagt de renterisiconorm minimaal 20% van het begrotingstotaal. Dit komt overeen met een gemiddelde looptijd van de leningenportefeuille van 5 jaar. Omdat leningen worden afgesloten met een looptijd van 10 jaar en langer wordt ruim voldaan aan deze norm.  

De beschikbare ruimte loopt de komende jaren terug doordat er veel geleend moet worden voor het MIP.  

Rente schema 2026
A Externe rentelasten over korte en lange financiering 4.200
B De externe rentebaten (Startersleningen) 400
C Totaal door te rekenen externe rente (A – B) 3.800
C1 De rente die aan de facilitaire grondexploitatie (kostenverhaal) moet worden doorberekend 0
C2 De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend 300
C3 De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (proj fin) die aan het desbetreffende taakveld moet worden toegerekend 0
Subtotaal C1+C2+C3 300 300
D Aan taakveld toe te rekenen externe rente 3.500
D1 Rente over eigen vermogen 2.400
D2 Rente over voorzieningen 1.200
E De aan taakvelden toe te rekenen rente (D+D1+D2) 7.100
F De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 7.100
G Renteresultaat op het taakveld treasury 0

Toerekening rente
In de notitie “Rente” van de commissie BBV is opgenomen dat de paragraaf financiering ook inzicht moet geven in de rentelasten uit externe financiering, het renteresultaat en de wijze van toerekening. Daarom is het verplicht om het voorgaande renteschema op te nemen. Voor alle cijfers geldt x 1.000.

De rentelasten voor externe financieringen worden begroot op € 4.200 (A). De externe rentebaten worden berekend op  € 400 (B). De door te rekenen externe rente bedraagt per saldo € 3.800 (A-B=C).

Bij faciliterende grondexploitaties (C1) moet overeenkomstig de Omgevingswet voor de rentetoerekening wel een ander rentepercentage worden gehanteerd. Voorlopig verwachten wij dat dit voor Veenendaal niet toepassing is. Daarom is er een bedrag van O euro opgenomen.

De rente die in het kader van projectfinanciering wordt doorbelast bedraagt € 300 (C2).  

Veenendaal kent geen doorverstrekte leningen waarvoor een specifieke lening is aangetrokken waardoor dit bedrag op 0 uitkomt (C3). 

Het saldo door te rekenen externe rente bedraagt dan (C)-(C2)= € 3.500 (D).

De rente over reserves en voorzieningen wordt begroot op € 3.600 (D1 + D2). De aan de taakvelden toe te rekenen rente is dan (D)+(D1)+(D2)= € 7.100 (E).  

De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente bedraagt € 7.100 (F). 

Het renteresultaat op treasury komt dan uit op 0 (G).  

Het in deze begroting gehanteerde rentepercentage (renteomslag) ten laste van de integraal gefinancierde activa bedraagt 2,0%.

Ten aanzien van de rentetoerekening aan grondexploitaties is de notitie rente in 2023 gewijzigd. Vanaf 2016 was in verband met de invoering van de Vennootschapsbelasting voor grondexploitaties de rentetoerekening gebaseerd op het gemiddelde rentepercentage over het vreemde vermogen. In de praktijk hanteert de Belastingdienst een andere toerekening van rente aan de grondexploitaties. Hiermee is de noodzaak voor een afwijkend rentepercentage voor grondexploitaties vervallen en daarom wordt met ingang van het begrotingsjaar 2025 verplicht de rente-omslag (voor 2026 dus 2,0%) gebruikt voor de rente aan de grondexploitaties.  

EMU saldo Concept 2025 2026 2027 2028 2029
1 Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) -5 -5,2 -2 -2,1 -2,2
2 Mutatie (im)materiële vaste activa 52 27 42 61 54
3 Mutatie voorzieningen 0 2 1 1 1
4 Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) 2 -8 2 8 15
5 Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa 0 0 0 0 0
Berekend EMU Saldo 49 15,8 43 67,9 67,8
Referentiewaarde 12,3 12,3 12,3 12,3 12,3
Ruimte -36,7 -3,5 -30,7 -55,6 -55,5

EMU-saldo cijfers

In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV, art. 20) is vastgelegd dat gemeenten het geraamde EMU-saldo moeten opnemen in de programmabegroting over het vorig begrotingsjaar, het begrotingsjaar jaar en de drie daaropvolgende jaren. 

Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven met derden (dus exclusief afschrijvingen, waarde mutaties, etc.) van de overheid op transactiebasis in een bepaald jaar. Het EMU-saldo geeft aan of er in een bepaald jaar met reële transacties meer geld uitgegeven wordt dan er binnenkomt, of dat er geld overblijft. Het EMU-saldo is daarmee een indicatie voor de ontwikkeling van de liquiditeits- en financiële positie (eigen vermogen en schulden) van de gemeente.

In 2026 en 2027 raamt de Nederlandse Bank het EMU-saldo op respectievelijk op -3,5% bbp en -2,7% bbp. De 3%-tekortnorm wordt in 2026 overschreden door omvorming van het militaire pensioensysteem. In 2027 verbetert het EMU-saldo licht door geplande ombuigingen op onder andere ontwikkelingssamenwerking, het ambtenarenapparaat en uitgaven rondom asiel. Ondanks deze verbetering is er amper afstand tot de 3%-tekortnorm.

In Veenendaal wordt als gevolg van het MIP in 2026 en de daaropvolgende jaren op kasbasis veel meer geld uitgegeven dan  er binnenkomt. Het EMU-saldo wordt dan ook  fors overschreden met name vanaf 2027. 

Op basis van de landelijke ontwikkeling van het EMU saldo neemt de kans toe dat de gemeente te maken krijgt met boetes vanwege de overschrijding van het EMU saldo.  Gelet op de beperkte omvang van de overschrijding in 2026 van het EMU-saldo ad. € 3,5 miljoen zullen naar verwachting geen boetes aan de gemeente Veenendaal worden opgelegd. 

In 2027 wordt op landelijk niveau de 3% norm niet overschreden. Doordat er op landelijk niveau voldoende ruimte is worden er voor Veenendaal nu nog geen boetes voorzien, ondanks dat de overschrijding op micro niveau € 30,7 miljoen bedraagt.  

 

  

Beleidsvoornemens

Terug naar navigatie - C. Financiering - Beleidsvoornemens

De beleidsvoornemens zijn geformuleerd als volgt.

Beleidsvoornemens Jaartal
De kasgeldlimiet wordt nageleefd 2026
De renterisiconorm wordt nageleefd 2026
De schuldpositie wordt betrokken in de afweging bij het aangaan van nieuwe verplichtingen met een substantiële omvang. 2026

D. Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoering

Terug naar navigatie - D. Bedrijfsvoering - Bedrijfsvoering

In artikel 14 van het BBV wordt een paragraaf bedrijfsvoering voorgeschreven. Hier is kort aangegeven wat de inhoud moet zijn van de paragraaf: ‘de paragraaf over de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering’.
Het gaat hierbij om het doel te sturen op hoofdlijnen en de kwaliteit van het inzicht van de raad te bevorderen. Het sturen en beheersen van de bedrijfsprocessen zijn primair de verantwoordelijkheid van het college, maar de raad moet zich wel een oordeel kunnen vormen over de inrichting en functioneren van de bedrijfsvoering. Deze paragraaf is hierbij essentieel. Ook is de paragraaf bedoeld om organisatie brede opgaven en initiatieven toe te lichten.

Planning en control
In 2025 zijn vervolgstappen gezet met de doelenboom. In deze begroting is de doelenboom doorontwikkeld op duidelijkere en meer eenduidigheid en consistente formulering van de doelen en concrete maatregelen. Dit vanzelfsprekend zonder inhoudelijk andere doelen op te nemen dan door de raad in eerdere stukken vastgestelde doelstellingen. De doorontwikkeling zal een vervolg krijgen in het raadsprogramma en de begroting van de nieuwe raad. Met zo goed mogelijke focus op een hanteerbaar aantal programma’s en doelen. Daarbij zal ook ingezet worden op het meer merk-en meetbaar formuleren van doelstellingen zodat er duidelijker sturing en verantwoording kan plaatsvinden op de beoogde maatschappelijke effecten. Volgend jaar bekijken we ook of de doelstellingen prominenter vooraan in betreffende programma’s of thema’s kunnen worden gepositioneerd.

Dienstverleningsconcept
Er zal vanuit een concreet dienstverleningsconcept gewerkt gaan worden zodat zowel de burgers, het bestuur, politiek als ook de collega’s duidelijk is wat verwacht kan worden qua dienstverlening. Met als inzet dat deze dienstverlening op een doelmatige, effectieve en hoogwaardige wijze plaatsvindt.

Voortgang accountantscontrole
De accountant brengt jaarlijks een ‘boardletter’ uit over de bedrijfsvoering en geeft bij de jaarrekening verbeteradviezen. De voortgang van actiepunten wordt periodiek besproken met directie en college, en via bestuursrapportages inzichtelijk gemaakt voor de raad. De meest recente rapportage leverde weinig nieuwe aandachtspunten op. De actiepunten zijn geborgd in het kwaliteitssysteem; er is momenteel geen aanleiding tot opmerkingen.

Rechtmatigheidsverantwoording
Sinds 2023 ligt het aantonen van rechtmatigheid bij het college. De accountant controleert uitsluitend op getrouwheid. De landelijke commissie BBV heeft hiervoor richtlijnen en een visie opgesteld, vastgelegd in de kadernota rechtmatigheid. Veenendaal volgt deze nota en neemt de rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Dit is inmiddels twee jaar met succes gedaan, waarbij de accountant telkens een goedkeurend oordeel heeft afgegeven.

Privacy

De gemeente Veenendaal vindt privacy belangrijk. We zorgen ervoor dat persoonsgegevens alleen worden gebruikt voor dingen die de gemeente moet doen volgens de wet, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming, maar ook andere wetgeving. We focussen ons op het versterken van kennis omtrent privacy. We zorgen voor verbinding en samenwerking binnen de organisatie, met als doel een organisatie die aantoonbaar bewust omgaat met privacy.

Personeelsbeleid & organisatie

Organisaties, en dus ook gemeenten, moeten in de huidige krappe arbeidsmarkt veel moeite doen personeel te vinden en te behouden. Ook neemt de vraag naar kwalitatief personeel toe vanwege de steeds complexere vraagstukken en de snel veranderende omstandigheden. De toenemende vergrijzing en pensionering vraagt om tijdige kennisoverdracht en andere manieren van werken. 
We voorzien dat dit in toenemende mate iets vraagt van de ontwikkel-, uitvoerings-, en advieskracht van de organisatie. Kijkend naar de toekomst is onze visie dat het bijeenbrengen van werkzaamheden / disciplines en organisatie breed het strategische vermogen bundelen ondersteunend kan zijn aan het realiseren van deze ontwikkeling. Tegelijkertijd vinden we de aandacht van onze leidinggevende voor onze medewerkers, in hun persoonlijke ontwikkeling en dat van het team van onschatbaar belang. De komende maanden vinden enkele interne verschuivingen plaats, waarbij werkzaamheden meer bij elkaar geclusterd worden zodat samenwerkingen versterkt worden en meer focus aangebracht wordt.
We geven hieraan mede invulling via strategische personeelsplanning (SPP). Dat geeft ons inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve inzet die in de toekomst nodig. Ook vragen de veranderende omstandigheden om flexibele inzet van personeel en organisatieontwikkeling die hierin op inspeelt. Hierbij streven we naar een effectieve verhouding tussen vaste en flexibele inzet. Naast het kijken naar capaciteit bezien we of er ook mogelijkheden voor efficiënter en effectiever werken denkbaar zijn in de verdere ontwikkeling van automatisering, digitalisering en inzet van AI en robots in processen.

Om een goed beeld te krijgen van onze huidige situatie en de gebieden waarin wij ons kunnen verbeteren, verzamelen wij actief input van onze medewerkers. Dit doen wij onder andere door middel van een onderzoek naar het werkgeluk om te kijken naar de tevredenheid van medewerkers. Vervolgens geven wij gezamenlijk opvolging aan de verbeterpunten daarin. Een positieve werkcultuur en daarmee werkplezier creëren wij samen. Wij zijn ervan overtuigd dat dit ontstaat door een wisselwerking tussen de organisatie als geheel en onze medewerkers binnen de verschillende teams.

 

Werving
Wij investeren in het aantrekken van gekwalificeerd personeel door het optimaliseren van ons wervings- en selectieproces. Dit doen wij onder andere door het verbeteren van de eerste contactervaring met de gemeente en het realiseren van duurzame matches. Daarbij richten we ons nadrukkelijk op de gehele medewerkersreis: van kandidaat ervaring tot onboarding en verdere loopbaanontwikkeling en bij uitstroom als ambassadeur van onze organisatie.
Onze arbeidsmarktcommunicatie wordt ondersteund door een sterk werkgeversmerk dat inzicht geeft in het DNA van onze organisatie “Veenendaal werkt voor jou”. We versterken onze samenwerking met regionale partners zoals scholen en het UWV Werkgeversservicepunt, en verkennen alternatieve invullingen voor moeilijk vervulbare vacatures, zoals traineeships en werk-leerplekken.
De inzet van recruitment biedt ruimte voor verdere professionalisering en regionale netwerkontwikkeling. We zetten vacatures gericht in de markt gezet, op basis van doelgroepinformatie, en voorzien van een helder verhaal over de bijdrage die nieuwe collega’s leveren aan onze organisatie.
Onze eigen medewerkers spelen een sleutelrol als ambassadeurs. Zij laten zien hoe Veenendaal voor hen werkt en beschikken vaak over relevante netwerken. We breiden deze ambassadeursrol verder uit op team- en vacatureniveau. Dit gebeurt met inzet van beeldmateriaal, ervaringsverhalen en actieve betrokkenheid bij wervingsactiviteiten.
Tot slot besteden we structureel aandacht aan het welkomstraject (onboarding). Nieuwe medewerkers doorlopen een zorgvuldig ingericht traject, van pre-boarding tot introductie, ondersteund door een online onboardingsmodule. We blijven in gesprek met (nieuwe) collega’s over hun behoeften en passen onze aanpak hierop aan. Ook medewerkers die al langer bij ons werken nemen we hierin mee. 

Behouden
Digitalisering en hybride werken 
Versnelling in digitalisering en de structurele invoering van het Veens werken (hybride werken) vragen onder andere om de ontwikkeling van competenties, ondersteuning en aanpassing van werkprocessen. Deze nieuwe manier van werken welke zich deels thuis en deels op kantoor afspeelt vraagt om aanpassing in leiderschap, samenwerking en de inrichting van werkplekken. Hierbij hebben we aandacht voor de toenemende eisen die gesteld worden aan digitale vaardigheden en faciliteren we medewerkers hierin door middel van trainingen, thuiswerkvoorzieningen en vraagt dit ook om continue aandacht voor medewerkers ten aanzien van de werk- en privébalans. Het vraagt om een continue dialoog tussen medewerkers en teamleiders waarbij aandacht is voor het werkgeluk. 

Werkomgeving
Naast de flexibiliteit en de faciliteiten die ons werkconcept 'Veens werken' biedt worden de voorbereidingen getroffen voor een herinrichting van het gemeentehuis. Zowel omdat de huidige inrichting niet de beoogde optimale samenwerking faciliteert als omdat de werkomgeving al jaren een kritiek punt is in de verschillende tevredenheidsmetingen. De herinrichting stemmen we goed af op de vervanging van de gevel en de geplande duurzaamheidsmaatregelen in het gebouw

Werkgeluk als structureel aandachtspunt
Gelukkige medewerkers zijn gemotiveerder, productiever en dragen bij aan een positieve werkomgeving. Werkgeluk speelt daarom een centrale rol in ons HR-beleid. Het helpt ons niet alleen om medewerkers te boeien en te binden, maar ook om duurzame inzetbaarheid te bevorderen.
Wij meten werkgeluk regelmatig via organisatiebrede en teamgerichte metingen. Deze metingen geven inzicht in factoren die het werkgeluk beïnvloeden, zoals werkdruk, leiderschap, ontwikkelmogelijkheden, samenwerking, en arbeidsvoorwaarden. De resultaten laten zien wat goed gaat én waar ruimte is voor verbetering. We scoren als organisatie daarin op totaalscore een 7,3. Dat is op het gemiddelde van de benchmark. Op onderdelen scoren we positiever. Belangrijkste aandachtspunten zijn werkdrukbeleving en werkomstandigheden.
Op basis van deze inzichten ondernemen we gerichte acties. Denk aan:
•    Dialoogsessies binnen teams om knelpunten bespreekbaar te maken;
•    Leiderschapsontwikkeling gericht op verbindend en coachend leidinggeven;
•    Leer- en ontwikkeltrajecten: het bieden van diverse opleidingsmogelijkheden die medewerkers helpen hun talenten te benutten;
•    Initiatieven rondom vitaliteit en werk-privébalans, zoals flexibele werktijden en aandacht voor mentale gezondheid.
•    Inzet van de Talent Management Analyse.

Al enkele jaren  krijgt iedere medewerker een TMA-analyse die inzicht geeft in de talenten en waar we bij de inzet in de organisatie ook rekening mee kunnen houden. Verschillende team hebben ook een teamanalyse gedaan waarmee de onderlinge afstemming op competenties, en daarmee mede op werkplezier, kan worden geoptimaliseerd.
Werkgeluk is geïntegreerd  in onze gespreksdialoog, teamontwikkeling en leiderschapsprogramma’s. Zo bouwen we samen aan een organisatie waarin mensen met plezier werken en zich kunnen blijven ontwikkelen. Leren en ontwikkelen zien we als een essentieel onderdeel voor het behoud van personeel. Het vergroot niet alleen de vaardigheden en kennis, het aanbieden van leer- en ontwikkelingsmogelijkheden geeft ook een gevoel van waardering en vergroot het werkgeluk van medewerker zoals ook uit de diverse interne onderzoeken naar werkgeluk is gekomen. 

Duurzame inzetbaarheid 
Het bevorderen van vitaliteit, loopbaanontwikkeling en werkplezier is voor ons van groot belang zodat medewerkers ook op de lange termijn inzetbaar blijven. Onder een vitale medewerker verstaan we een medewerker die in al zijn werkzame fasen gezond, met plezier, efficiënt en effectief kan werken en duurzaam inzetbaar is. Zowel werkgever als medewerker zijn samen verantwoordelijk voor de vitaliteit en daarmee duurzame inzetbaarheid. Door de snel veranderende omstandigheden om ons heen wordt steeds meer een beroep gedaan op de wendbaarheid van de organisatie maar ook de weerbaarheid van medewerkers. Daarom investeren we hierin als werkgever en bieden we handvatten aan medewerker, zodat medewerkers hier mee om kunnen gaan. We willen medewerkers diverse interventies bieden onder andere workshops aanbieden, zowel online als fysiek voor bewustzijn en handvatten op dit gebied. Deze interventies zijn gericht op verschillende aspecten van vitaliteit zoals fysieke en mentale gezondheid, werk en privébalans en energiemanagement. 

Integriteit en sociale veiligheid
Integriteit is een breed begrip dat raakt aan termen als betrouwbaarheid, eerlijkheid, zorgvuldigheid en gepastheid. Zoals soms wordt gezegd: “het goede doen, ook als niemand kijkt”. Integer gedrag mag natuurlijk van iedereen verwacht worden. En zo mogelijk nog meer van ons als ambtenaren. Ten dienste van de samenleving. Met beschikking over gevoelige informatie en met de functionele mogelijkheden die impact kunnen hebben op mensen. Het bewust zijn van het werken vanuit die verantwoordelijkheid begint al bij de introductie. Nieuwe medewerkers leggen de eed of verklaring af. Daarbij wordt ook het gesprek gevoerd over de betekenis daarvan en gestimuleerd dat gesprek onderling te blijven voeren. Ook is het onderwerp van team overleggen en individuele personeelsgesprekken. Vergelijkbare continue aandacht is er voor de sociale veiligheid binnen de organisatie. Vanuit onderlinge gesprekken, training van leidinggevenden en verschillende mogelijkheden zaken daarover aan de orde te stellen waaronder een in- en externe vertrouwenspersoon. Periodiek wordt er door de directie met de vertrouwenspersonen  gesproken over de (geanonimiseerde) beelden. Ook in de eerdere genoemde werkgelukmetingen wordt er op gemonitord.

Informatisering en automatisering 
De gemeente zet informatisering en automatisering in als essentiële randvoorwaarde voor een betrouwbare, efficiënte en toegankelijke gemeentelijke dienstverlening. 

In het begrotingsjaar richten we ons op:
- Aansluiting op landelijke digitale ontwikkelingen zoals de GDI en Common
   Ground.  
- Versterken van data ondersteund werken via dashboards en data-analyse.  
- Verkenning en verantwoorde toepassing van kunstmatige intelligentie (AI), met
   aandacht voor transparantie, ethiek en privacy. 
- Standaardiseren en moderniseren van het applicatielandschap en infrastructuur. 
- Continu verbeteren van digitale dienstverlening, samen met de andere teams van
   Gemeente Veenendaal.  
- Versterken van veilige, transparante en betrouwbare informatievoorziening door
   te werken volgens de kaders van de BIO, AVG, Archiefwet en Woo. 
- Versterken van de gemeentelijke regierol op het gebied van informatisering en
   automatisering, gericht op samenhang, sturing en samenwerking binnen de
   organisatie en met externe partners. 

Deze inzet vindt plaats binnen de kaders van de gemeente brede prioritering en beschikbare capaciteit en binnen de i-visie en i-beleid. Daarbij is aandacht voor de continuïteit en veiligheid van onze systemen en gegevens. 

 

E. Verbonden partijen

E. Verbonden partijen

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - E. Verbonden partijen

Een verbonden partij (ook wel samenwerkingsverband) is een instelling buiten de eigen organisatie, waarin de gemeente Veenendaal een bestuurlijk en/of een financieel belang heeft. Het is één van de vormen voor onze gemeente om onze taken uit te (laten) voeren: eigen activiteiten, een commerciële partij of door een verbonden partij.

Verbonden partijen leveren soms bestuurlijk complexe verhoudingen op, omdat de gemeente bestuurder en klant is. Bovendien doen meestal meerdere partijen mee aan de verbonden partij. De gemeente is dan niet de enige bestuurder en niet de enige klant. Zij moet haar bestuurlijke doelen en wensen afstemmen met die van de andere deelnemers. Dit soort samenwerkingsverbanden levert een grote bijdrage aan het realiseren van maatschappelijke doelen, maar levert door zijn aard ook bestuurlijke en financiële risico’s op.

Beleid
Wij kiezen bewust voor een faciliterende rol waarin wij kaders en omstandigheden creëren, waar binnen inwoners, maatschappelijke partners en ondernemers zaken met elkaar kunnen realiseren. Tegelijkertijd constateren wij dat wij als gemeente niet in alle gevallen kunnen volstaan met een faciliterende rol. Wanneer er sprake is van een te behartigen openbaar belang, willen wij als gemeente invloed en regie behouden. Dit kan ook gerealiseerd worden binnen het verband van een verbonden partij.

Vanwege de grote bestuurlijke, beleidsmatige en financiële belangen is inzicht in en effectieve sturing op alle verbonden partijen gewenst. Verder worden wij geconfronteerd met taakstellingen en omvangrijke taken via het regeerakkoord en de decentralisaties. Daardoor groeit het belang om grip te houden op de activiteiten en realisatie van doelstellingen door de verbonden partijen. Wij zetten ons in voor verbonden partijen die maximaal bijdragen aan de lokale bestuurlijke doelstellingen en een actief risicomanagement voeren. De ambtelijke organisatie zal ook hierdoor in toenemende mate samen (moeten) werken bij de realisatie van de beoogde bestuurlijke doelstellingen. Daarnaast wordt elke verbonden partij jaarlijks integraal op risico´s, kansen en ontwikkelingen beoordeeld.

Op  17 oktober 2024 heeft de raad de Nota Verbonden Partijen vastgesteld. Deze nota en het daarin opgenomen instrumentarium zijn bij dit alles leidend.

Organisaties met maatschappelijk belang
In deze paragraaf zijn tevens opgenomen de partijen die strikt juridisch geen verbonden partij zijn door het ontbreken van het financieel belang zoals gedefinieerd in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), maar er wel sprake is van:
•    een structurele bekostiging in overwegende mate van (de activiteiten van) een organisatie via een of meer geldstromen (begrotingsfinanciering, subsidie en overeenkomst van opdracht);
•    een bestuurlijk belang.

Gezien het maatschappelijk of algemeen belang en de mogelijke risico's zijn deze organisaties conform de aanbeveling van de Commissie BBV opgenomen in de paragraaf verbonden partijen. In deze paragraaf vindt u een totaaloverzicht van de verbonden partijen, uitgesplitst in 4 categorieën: gemeenschappelijke regelingen, vennootschappen en coöperaties, stichtingen en verenigingen en overige verbonden partijen.

Als algemeen risico voor de verbonden partijen geldt dat de werkelijke loon- en prijsstijgingen bij de verbonden partijen kunnen afwijken van de loon- en prijsontwikkelingen die wij als gemeente in onze begroting hebben opgenomen. 

Algemene actuele  ontwikkelingen zijn opgenomen onder Programma 4 Burger en Bestuur. 

 

Samenvattend overzicht Verbonden Partijen
Gemeenschappelijke regelingen (GR) 1 Regio Foodvalley
2 Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
3 Sociale Werkvoorziening Zuid-Oost Utrecht (IW4)
4 Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht (GGDrU)
5 Afvalverwijdering Utrecht (AVU)
6 Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU)
7 Omgevingsdienst Utrect (ODU)
8 Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper
9 Jeugdhulpregio JeugdFV
10 Centrumregeling Meten en Monitoren Afvalwater en Grondwater Vallei en Veluwe
11 Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)
Vennootschappen en coöperaties 12 Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost BV (OVO)
13 Duurzame Energie Veenendaal-Oost BV Holding BV (DEVO Holding)
14 Vitens NV
15 Bank Nederlandse Gemeenten NV (BNG)
16 Afvalcombinatie De Vallei NV (ACV)
Stichtingen en verenigingen 17 Centrum Jeugd en Gezin Veenendaal (CJG)
18 Stichting Ontmoetingshuis
19 Stichting Veens welzijn
Overige verbonden partijen 20 Parkeervoorzieningen

Regio Foodvalley

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Regio Foodvalley
Naam 1. Regio Foodvalley
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (Collegeregeling)
2. Vestigingsplaats Ede
3. Doelstelling en openbaar belang De gemeenschappelijke regeling is getroffen om de Regio een Europese topregio te maken op het gebied van innovatie in de foodsector met versterking van de leefomgeving.
4. Relatie met beleidsprogramma Burger & Bestuur
5. Deelnemende partijen Gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen.
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten zijn vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling.
7. Financieel belang Om de samenwerking mogelijk te maken betalen de gemeenten een inwonerbijdrage voor het regiokantoor en de Economic Board. Voor 2026 is deze bijdrage voor Veenendaal € 428.028,-. Tevens betaalt Veenendaal in 2026 € 220.019,- aan projecten van de diverse  werkprogramma's. De bijdrage aan het mobiliteitsfonds bedraagt in 2026 € 77.867,-.  Eventuele tekorten worden door de deelnemende partijen (naar rato) aangezuiverd.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: €  6.086.966 31-12-2024: €  5.678.966 31-12-2023: €  4.100.000
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: €  21.169.424  31-12-2024: €  22.356.280 31-12-2023: €  21.700.000
10. Financieel resultaat 2025:  €  0 2024:  € 1.182.000 2023: €      272.000
11. Website www.regiofoodvalley.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen De Strategische Agenda 2026-2030 Regio Foodvalley ‘Onderneemt Natuurlijk!’  is door alle raden van de gemeenschappelijke regeling vastgesteld. In deze agenda bepalen we als overheid samen met ondernemers, onderwijs-en kennisinstellingen de koers voor de regionale ontwikkeling via twee inhoudelijke programma’s: Toekomstbestendige Economie en Verantwoorde Groei. Binnen de kaders van deze agenda en de kaders zoals deze opgenomen zijn in de Ontwerpbegroting 2026-2029 is als overheidskolom  een werkprogramma 2026-2030 opgesteld met daarin de vertaling  in thema’s en hoofdactiviteiten. De ontwerpbegroting 2026 is met incidentele middelen dichtgelegd. Er zijn daardoor middelen om de activiteiten voor 2026 uit te voeren. Voor 2027 en verder wordt gewerkt aan een voorstel voor structurele dekking.  Die dekking is nog niet voor 100% geregeld.  Het overkoepelende werkprogramma 2026-2030 wordt uitgewerkt in jaarplannen per programma. Veenendaal is betrokken bij de ontwikkeling van deze jaarplannen, zodat op activiteitenniveau meegedacht kan worden.  Aansluiting met lokaal beleid is van belang om te bewaken.  Het Rijk heeft 25 miljoen toegekend aan Regio Foodvalley in het kader van de Regio Deal 6e tranche. Er loopt een proces om te komen tot een selectie van projecten. Eind 2025 worden beschikkingen verstuurd.  De toegekende projecten kunnen dan begin 2026 starten. Veenendaal heeft projecten ingediend op alle drie sporen, te weten: Verantwoord groeien, Regionaal ontmoeten en Innovatief ondernemen.  In 2026 zijn er gemeentelijke verkiezingen. Vanuit de regio zal aandacht besteed worden voor het concept regionaal samenwerken en meer specifiek de Gemeenschappelijke Regeling Foodvalley om zo nieuwe raden en colleges op vlieghoogte te brengen.  Risico's en financiële positie In algemene zin kunnen de risico's worden ingedeeld in: 1) risico’s voortvloeiend uit het eigen beleid, 2) risico's voortvloeiend uit het beleid van een hogere overheid, 3) risico's voortvloeiend uit de samenwerking met andere gemeenten en instanties, 4) risico's voortvloeiend uit het doen /nalaten van derden, 5) risico's voortvloeiend uit voor de regio niet te beïnvloeden autonome ontwikkelingen. Regio Foodvalley heeft een reserve voor het exploitatierisico i.c. de Algemene reserve gevormd. Deze reserve wordt toereikend geacht  gelet op de beschreven risico’s en uitvoering van de lopende strategische agenda.

Veiligheidsregio Utrecht (VRU)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
Naam 2. Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (openbaar lichaam)
2. Vestigingsplaats Utrecht
3. Doelstelling en openbaar belang De VRU is een samenwerkingsverband van en voor de 26 Utrechtse gemeenten. Zij behartigt het belang van de gemeente op de terreinen brandweerzorg, de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (Ghor), rampenbestrijding, risico- en crisisbeheersing. Daarnaast heeft de VRU de zorg voor een adequate samenwerking met politie en de RAVU (regionale ambulancevoorziening Utrecht) ten aanzien van de gemeenschappelijke meldkamer en een gecoördineerde en multidisciplinaire voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Door deelname aan de Veiligheidsregio Utrecht wordt de samenwerking tussen verschillende instanties bij bestrijding van rampen en crises verbeterd. Elk lid van het AB fungeert als intermediair tussen gemeente en het bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht.
4. Relatie met beleidsprogramma Burger en Bestuur
5. Deelnemende partijen 26 Utrechtse gemeenten
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten uit de provincie Utrecht zijn vertegenwoordigd in het algemeen en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De burgemeester is in zijn functie lid van het algemeen bestuur (AB) VRU.
7. Financieel belang De bijdrage aan de VRU is in 2025 € 4.276.000. Eventuele tekorten worden door de deelnemende partijen aangezuiverd.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: € 30.288.000 (begroting) 31-12-2024: € 36.400.000 31-12-2023: € 28.300.000
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: € 68.885.000 (begroting) 31-12-2024: €  70.535.000 31-12-2023: € 65.000.000
10. Financieel resultaat 2025: € 0 (begroting)  2025: €  7.288.000 2024: € 4.500.000
11. Website www.vru.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen In 2026 geeft de VRU uitvoering aan vier centrale thema’s zoals vastgelegd in de bestuursagenda 2024-2027 VRU, te weten; (1) Toekomstbestendige brandweerzorg, (2) Veilige en gezonde leefomgeving, (3) Versterking crisisbeheersing en (4) een Great place to work. Deze thema’s zijn herkenbaar opgenomen in het programmaplan van de VRU.  Door de financiële druk bij gemeenten en door een verwachte daling van de inkomsten uit het gemeentefonds hebben verschillende gemeenten waaronder ook Veenendaal de VRU gevraagd rekening te houden met die financiële situatie. De VRU is gevraagd een eventuele stijging van de gemeentelijke bijdrage te beperken én om besparingsopties in kaart te brengen. Tegelijkertijd wordt de veiligheidsregio steeds vaker langdurig ingezet, met name bij crises, terwijl wettelijke verplichtingen en veiligheidseisen toenemen. En staat de VRU voor grote uitdagingen door technologische en maatschappelijke veranderingen, krapte op de arbeidsmarkt, hoge inflatie, lange levertijden voor materieel en nieuwe risico’s zoals netcongestie, klimaatverandering, verduurzaming en geopolitieke spanningen. Om de taken te kunnen blijven uitvoeren en te anticiperen op nieuwe uitdagingen, zijn ook investeringen noodzakelijk. In de afgelopen periode zijn (drie) toekomstscenario’s ontwikkeld (op kop, op koers en op orde) om investeringen én besparingsopties in kaart te brengen. In afwachting van de bestuurlijke bespreking van deze toekomstscenario’s is in de begroting VRU 2026 nog geen wijziging van de gemeentelijke bijdrage op basis van deze scenario’s opgenomen. In aanloop naar 2026 zal besluitvorming plaatsvinden over de uitwerking en de gevolgen hiervan voor de gemeenten.  Dit zal zichtbaar en meegenomen worden bij de behandeling van de kadernota VRU 2027. Naast het gesprek over de toekomstscenario's heeft het dagelijks bestuur van de VRU opdracht gegeven om een gezamenlijke verkenning te starten naar een werkbare afstemming tussen de prijsaanpassingssystematiek van de VRU en de (recent gewijzigde) indexeringssystematiek van het gemeentefonds. Bij deze verkenning zal ook de verbinding worden gezocht met de eerder verstrekte opdracht om de kansen te onderzoeken van een andere financieringssystematiek, gekoppeld aan de groei van het aantal inwoners van de regio. Het advies van VRU in samenwerking met  gemeenten zal ter besluitvorming worden aangeboden aan het bestuur VRU. Risico’s Naast genoemde ontwikkelingen zijn er een aantal (financiële) risico's in beeld: - Voor 2026 gaat de VRU uit van een sluitende begroting, de bijdrage 2025 voor de gemeente bedraagt € 4.276.000.  De ontwikkeling van lonen en prijzen kan altijd leiden tot een hogere bijdrage voor 2026 dan begroot; - Het risico op een korting van 10% op de rijksbijdrage (BDuR) vanaf 2026 is nog actueel; - Er is nog steeds sprake van het risico met betrekking tot de vrijwilligheid van brandweerpersoneel (verplichtend karakter); - En het risico met betrekking tot een kostenstijging voor advisering in het kader van de Omgevingswet blijft bestaan.   De beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt €2,64 miljoen. Gezien de uitkomst van de risico-inventarisatie in 2024 is besloten het weerstandsvermogen te verbeteren door een storting van €1,23 miljoen in de algemene reserve. Hiermee is de weerstandscapaciteit weer op niveau en in lijn met de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Sociale werkvoorziening Zuid-Oost Utrecht (IW4)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Sociale werkvoorziening Zuid-Oost Utrecht (IW4)
Naam 3. Sociale werkvoorziening Zuid-Oost Utrecht (IW4)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (openbaar lichaam), IW4 Beheer N.V. is een Naamloze Vennootschap (N.V.)
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang De doelstelling van IW4 is het handhaven, vergroten of herstellen van de arbeidsgeschiktheid van personen die tot arbeid in staat zijn, maar ook voor wie, in belangrijke mate, ten gevolge van bij hen gelegen factoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of nu niet aanwezig is. De regie van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is belegd bij de rechtspersoon bezittend openbaar lichaam (gemeenschappelijke regeling) Instituut Sociale Werkvoorziening Zuid-Oost Utrecht. Het Instituut heeft de uitvoering via een samenwerkingsovereenkomst belegd bij IW4 Beheer NV, waarvan de aandelen in handen zijn van de GR.
4. Relatie met beleidsprogramma Economie, Werk en Ontwikkeling
5. Deelnemende partijen Gemeente Veenendaal, Rhenen, en Renswoude
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten uit de provincie Utrecht zijn vertegenwoordigd in het algemeen en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Namens onze gemeente zitten wethouders in het bestuur van de GR.
7. Financieel belang De eventuele tekorten van de beheer NV worden (naar rato) door de deelnemende partijen aangezuiverd, als de voorzieningen en reserves binnen de NV en/of GR ontoereikend zijn.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: €  5.240.000 (N.V.) 31-12-2024: € 4.990.000 (N.V.) 31-12-2023: € 4.970.000 (N.V.)
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: € 10.197.000 (N.V.) 31-12-2024: € 10.422.000 (N.V.) 31-12-2023: € 10.529.000 (N.V.)
10. Financieel resultaat 2025: € 250.000 (N.V.) 2024: € 20.000 (N.V.) 2023: - € 495.000 (N.V.)
11. Website www.iw4.nl
12. Risicoprofiel Hoog
Ontwikkelingen IW4 voert namens de deelnemende gemeenten de Participatiewet, onderdeel Sociale werkvoorziening uit. Alle bedrijfsactiviteiten van de GR worden uitgevoerd door IW4 Beheer NV. De uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) is door middel van een aanwijzingsbesluit overgedragen aan de NV. De uitgangspunten voor het sociale beleid worden bepaald door het Algemeen Bestuur van de GR, terwijl de verantwoordelijkheid voor het bedrijfseconomisch handelen in handen ligt van de directie en de Raad van Commissarissen (RvC) van de NV.  In de periode 2018–2023 zijn belangrijke besluiten genomen over de toekomst van de Wsw-financiering en de organisatie van IW4. Op basis van een door de gemeenten vastgestelde strategische visie is IW4 getransformeerd naar een toekomstbestendige organisatie. Deze transitie, vastgelegd in het transitieplan 2019–2021, is in 2022 geëvalueerd en in 2023 behandeld in de gemeenteraden. Sinds 2023 is een nieuw financieringsmodel van kracht, waarbij de volledige rijksbijdrage Wsw beschikbaar wordt gesteld aan de GR SWZOU. Gemeentelijke bijdragen zijn sindsdien komen te vervallen. Risico's en financiële positie Gemeenten ontvangen middelen voor de begeleiding en werkaanpassingen voor de doelgroep Beschut Werk uit het participatiebudget. Verschillende onderzoeken onderschrijven het belang van het verhogen van de begeleidingskosten voor Beschut Werk. Het onderzoek van Significant APE concludeerde eerder dat er per beschutte werkplek € 10.000 tekort was. De begeleidingsvergoeding is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 10.757. Voor 2025 was de vergoeding al vastgesteld op € 11.300 per beschutte werkplek. In de septembercirculaire van 2025 ontvangen gemeenten bovendien € 3.000 extra per beschutte werkplek voor de begeleidingsvergoeding, met terugwerkende kracht voor het gehele jaar 2025. Ondanks het tekort op Beschut Werk in eerdere jaren heeft IW4 in 2024 een positief bedrijfsresultaat gerealiseerd. De instroom in Beschut Werk neemt toe, terwijl het aantal Wsw-medewerkers gestaag afneemt. Daarmee nemen ook de bijbehorende Wsw-budgetten af. Dit leidt ertoe dat op termijn een kantelpunt ontstaat waarbij de verhouding tussen inkomsten en uitgaven voor IW4 financieel lastiger wordt. Indien het Rijk de Wsw-budgetten verder afbouwt of afroomt, kan dit risico op een subsidietekort versterken. De gemeenten Veenendaal, Rhenen en Renswoude zijn via de GR SWZOU aandeelhouder in IW4 Beheer NV. Zowel de NV als de GR beschikken over reserves. Uiteindelijk zijn de deelnemende gemeenten wel risicodrager.

Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht (GGDrU)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht (GGDrU)
Naam 4. Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht (GGDrU)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling.
2. Vestigingsplaats Utrecht
3. Doelstelling en openbaar belang De Gemeenschappelijke Regeling GGD regio Utrecht, gevestigd te Utrecht, is getroffen ter uitvoering van de taken die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid zijn opgedragen aan de colleges op het gebied van de publieke gezondheid.
4. Relatie met beleidsprogramma Sociale leefomgeving
5. Deelnemende partijen 26 gemeenten uit de provincie Utrecht
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten uit de provincie Utrecht zijn vertegenwoordigd in het algemeen en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.
7. Financieel belang Eventuele tekorten worden door de deelnemende partijen (naar rato) aangezuiverd.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: €  2.738.000 (begroting) 31-12-2024: €  6.216.567 31-12-2023: €  4.618.536
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: €  29.733.000 (begroting) 31-12-2024: €  36.090.647 31-12-2023: €  32.400.000
10. Financieel resultaat 2025: €  0 (begroting) 2024: €  2.476.618 2023: € 1.341.165
11. Website www.ggdru.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen De GGD regio Utrecht (GGDrU) presenteert een beleidsarme ontwerpbegroting 2026.  Gemeenten bezuinigen in totaal € 475.000 op maatwerk, naast een algemene taakstelling van € 300.000, wat leidt tot een gezamenlijke bezuiniging van € 775.000 op de GGDrU als geheel.  De GGDrU denkt in bredere zin na over haar toekomstbestendigheid. Met de transformatieopdracht ‘GGDrU 2030’ werkt zij aan een toekomstbestendige GGD die inspeelt op maatschappelijke opgaven en beter aansluit bij de behoefte aan een strategisch adviserende GGD. De focus ligt op de thema’s mentale gezondheid van jongeren, dubbele vergrijzing en gezonde en veilige leefomgeving. In 2026 heeft deze opdracht nog geen financiële impact, omdat deze wordt uitgevoerd binnen de bestaande begroting.

Afvalverwijdering Utrecht (AVU)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Afvalverwijdering Utrecht (AVU)
Naam 5. Afvalverwijdering Utrecht (AVU)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (Openbaar Lichaam)
2. Vestigingsplaats Soest
3. Doelstelling en openbaar belang De AVU zorgt onder andere voor de verwerking van het Veenendaalse huishoudelijke afval. De kosten worden één op één doorberekend aan de gemeente en zitten in het tarief van de afvalstoffenheffing.
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen 25 gemeenten uit de provincie Utrecht
6. Bestuurlijk belang In het Openbaar Lichaam Afvalverwijdering Utrecht (AVU) zijn de 25 aangesloten gemeenten uit de provincie Utrecht  vertegenwoordigd in het Algemeen- en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling AVU.
7. Financieel belang Eventuele tekorten worden door de deelnemende partijen (naar rato) aangezuiverd.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b 31-12-2024: € 0 31-12-2023: € 0
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025:  n.n.b. 31-12-2024: €  20.799.653 31-12-2023: €  21.103.922
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: € 0 2023: € 0
11. Website www.avu.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen De AVU blijft zich inzetten om samen met alle partners op het gebied van de afval(verwerking), zoals VNG, NVRD, CirkelWaarde, de belangen van de aangesloten gemeenten zo goed mogelijk te behartigen en alle kansen optimaal te benutten. Dit gaat van samen optrekken met betrekking tot de gevolgen van de problematiek van de lachgascilinders, het maken van nieuwe afspraken met Verpact (Verpakkingsindustrie), tot samen aanbesteden en het delen van kennis en ervaringen.

Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU)
Naam 6. Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling.
2. Vestigingsplaats Utrecht
3. Doelstelling en openbaar belang De ODRU ondersteunt gemeenten bij het waarborgen en ontwikkelen van een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving.
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen De huidige deelnemers van de ODRU zijn de gemeenten Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, IJsselstein, Montfoort, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden en Zeist.
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten uit de provincie Utrecht zijn vertegenwoordigd in het algemeen en dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.
7. Financieel belang Eventuele tekorten worden door de deelnemende partijen (naar rato) aangezuiverd of worden, per AB-besluit, opgevangen vanuit de algemene reserve, voor zover deze dat toelaat.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: € 1.710.000,- (begroting) 31-12-2024: € 1.710.000,- 31-12-2023: € 475.000,-
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: € 5.843.000,- (begroting) 31-12-2024: €  5.843.000,- 31-12-2023: € 5.273.000,-
10. Financieel resultaat 2025: € 0,- (begroting)  2024: € 843.200,- 2023: € - 643.800,-
11. Website www.odru.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen De Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) bevindt zich in de afrondende fase van een fusietraject met de RUD Utrecht. Het doel is om per 1 januari 2026 één robuuste en toekomstbestendige Omgevingsdienst Utrecht (ODU) te vormen, die alle vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) taken in de provincie Utrecht en 26 deelnemende gemeenten uitvoert. Deze fusie moet leiden tot een efficiëntere, slagvaardigere en professionelere organisatie die beter inspeelt op nieuwe werkwijzen onder de Omgevingswet. Daarnaast wordt ingezet op schaalvoordelen, kennisdeling, een eenduidig aanspreekpunt voor inwoners en bedrijven, en behoud van lokale inbreng. Voor Veenendaal betekent dit onder meer dat haar VTH-taken door deze bredere dienst worden uitgevoerd en dat zij via het algemeen bestuur van de ODU inspraak houdt. Wel gaat dit gepaard met een structurele verhoging van de bijdrage aan de omgevingsdienst, maximaal 3,9% per 2026. Financieel brengt het fusietraject diverse risico’s met zich mee. Zo ontstaan er frictiekosten en mogelijk hogere integratiekosten dan begroot. De stuurgroep volgt deze kosten nauwgezet, maar een overschrijding is niet uit te sluiten. Daarnaast blijft tot de formele oprichting van de ODU de vastgestelde ODRU-begroting 2026 van kracht. Na oprichting zal de ODRU worden geliquideerd; hiervoor wordt een aparte liquidatiebegroting opgesteld.  Naast de formele besluitvorming vraagt de integratie van de Omgevingsdienst Utrecht ook om gerichte aandacht voor organisatorische aspecten. Het succesvol samenvoegen van verschillende culturen, werkprocessen en systemen is essentieel om continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen. Daarbij is heldere communicatie richting gemeenten, inwoners en bedrijven cruciaal om vertrouwen te behouden. Ook het zorgvuldig inrichten van de nieuwe organisatiestructuur, duidelijke verantwoordelijkheden en het voorkomen van operationele vertragingen verdienen prioriteit. Opleiding en kennisoverdracht voor medewerkers, evenals het waarborgen van ICT-beveiliging en databeheer, zijn onmisbare onderdelen van het integratieproces. Tot slot is het belangrijk om verwachtingen bij alle stakeholders goed te managen zodat de fusie leidt tot een robuuste en toekomstbestendige omgevingsdienst.

Omgevingsdienst Utrecht (ODU)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Omgevingsdienst Utrecht (ODU)

Inhoud (toelichting)

Excel-tabel

Naam 7. Omgevingsdienst Utrecht (ODU)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling.
2. Vestigingsplaats Utrecht
3. Doelstelling en openbaar belang De ODRU ondersteunt gemeenten bij het waarborgen en ontwikkelen van een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving.
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen Provincie Utrecht en 27 gemeenten: Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg en Zeist.
6. Bestuurlijk belang Veenendaal is vertegenwoordigd in het algemeen bestuur en kan invloed uitoefenen op besluitvorming via stemrecht.
7. Financieel belang De gemeente draagt bij aan de kosten op basis van verdeelsleutels (o.a. op basis van inwoneraantallen en taakomvang). Eventuele tekorten worden naar rato omgeslagen of opgevangen uit de algemene reserve, indien toereikend.
8. Eigen Vermogen Nog niet bekend
9. Vreemd Vermogen Nog niet bekend
10. Financieel resultaat Nog niet bekend
11. Website www.odru.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen De Omgevingsdienst Utrecht (ODU) is het resultaat van de geplande fusie tussen de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) en de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD Utrecht), met een beoogde startdatum van 1 januari 2026. Deze fusie is gericht op het creëren van een slagvaardige en toekomstbestendige organisatie die gemeenten en de provincie Utrecht integraal ondersteunt bij complexe omgevingsvraagstukken zoals vergunningverlening, toezicht, handhaving, bodemsanering, en milieu- en gezondheidsbescherming. De aanleiding voor de fusie is de sterke groei en complexiteit van het omgevingsbeleid, onder andere veroorzaakt door de Omgevingswet, klimaatverandering, energietransitie en strengere milieueisen. Door de krachten te bundelen, ontstaat een organisatie met diepere specialistische kennis, bredere capaciteit en uniforme processen, wat leidt tot betere en snellere besluitvorming en uitvoering. Dit versterkt de dienstverlening aan de 26 deelnemende gemeenten en de provincie, die hierdoor kosten efficiënter kunnen inzetten en tegelijkertijd hogere kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening krijgen. De samenwerking tussen ODRU en RUD Utrecht was al intensief en succesvol op operationeel niveau, met gezamenlijke projecten op het gebied van milieutoezicht, bodemsanering en Omgevingswet-implementatie. Het fusietraject is daarmee een logische vervolgstap die de positieve samenwerking formaliseren en versnellen, en organisatorische versnippering vermindert. De fusie brengt echter ook uitdagingen met zich mee. De integratie vereist aanzienlijke eenmalige investeringen, zoals kosten voor het harmoniseren van ICT-systemen, procesoptimalisatie, en externe deskundigen. Daarnaast is er het risico van personele onzekerheid en verloop, wat tijdelijk de uitvoeringskracht kan beperken. De stuurgroep fusie monitort deze risico’s actief en ontwikkelt strategieën om de impact op de continuïteit van dienstverlening zo beperkt mogelijk te houden. Financieel is de fusie gunstig op de middellange termijn: schaalvoordelen leiden tot structurele besparingen en een efficiënter gebruik van middelen. De begroting van de ODU wordt transparant beheerd, waarbij tekorten pro rata door de deelnemers worden aangevuld en het gebruik van reserves strikt onder bestuurstoezicht valt. Dit waarborgt een financieel gezond en duurzaam fundament. Kortom, met de oprichting van de ODU wordt een belangrijke stap gezet naar een robuuste, samenhangende en innovatieve omgevingsdienst die beter inspeelt op de groeiende en veranderende eisen van de leefomgeving in de provincie Utrecht. De ODU versterkt daarmee de uitvoeringskracht van gemeenten en provincie, vergroot de rechtszekerheid voor burgers en bedrijven en draagt bij aan het realiseren van een gezonde, veilige en toekomstbestendige leefomgeving. Risico's en financiële positie in oprichting: nog niet van toepassing.

Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper (BVO)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper (BVO)
Naam 8. Bedrijfsvoeringsorganisatie Valleihopper
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (collegeregeling)
2. Vestigingsplaats Barneveld
3. Doelstelling en openbaar belang Uitvoering geven aan het Collectieve vraagafhankelijke vervoer, het OV-Vangnet (voor de Utrechtse gemeenten in opdracht van de Provincie Utrecht), beleidsvoorbereidingen treffen, contractmanagement uitvoeren en financieel management uitvoeren voor de Foodvalley gemeenten.
4. Relatie met beleidsprogramma Sociale leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen.
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten zijn vertegenwoordigd in het Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling.
7. Financieel belang Ieder gemeente betaald de eigen deel voor de kosten van de uitvoering en de kosten van het beheer.
8. Eigen Vermogen Geen
9. Vreemd Vermogen Geen
10. Financieel resultaat Het betreft een maatwerkvoorziening dat een openeinde regeling is.
11. Website www.valleihopper.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen In 2025 is gestart met het onderzoeken van  mogelijke maatregelen om spitsspreiding te bewerkstelligen.  Deze maatregelen worden afhankelijk van de uitkomsten in 2026 geïmplementeerd.  Risico's en financiële positie De indexeringspercentages waar de Valleihopper contractueel aan gebonden is kunnen hoger zijn dan de in de Programmabegroting aangehouden indexering.  Daarnaast is de Valleihopper een openeinderegeling. Wanneer er meer gebruik gemaakt wordt van het vervoer dan van tevoren ingeschat stijgen de kosten.  Risico's en financiële positie

Jeugdhulpregio JeugdFV

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Jeugdhulpregio JeugdFV

Excel-tabel

Naam 9. Jeugd
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling (Collegeregeling)
2. Vestigingsplaats Ede
3. Doelstelling en openbaar belang De gemeenschappelijke regeling is getroffen om samen te werken op de gezamenlijke inkoop, facturatie en accountmanagement van jeugdhulpaanbieders
4. Relatie met beleidsprogramma Sociale leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel en Veenendaal
6. Bestuurlijk belang De aangesloten gemeenten zijn vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling.
7. Financieel belang Nog niet bekend
8. Eigen Vermogen Nog niet bekend
9. Vreemd Vermogen Nog niet bekend
10. Financieel resultaat Nog niet bekend
11. Website https://www.jeugdfv.nl/
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen Met ingang van 1 januari 2026 wordt de GR Jeugdhulpregio JeugdFV opgericht. In deze GR wordt gewerkt aan het verhogen van de slagkracht in de regio en voldoen aan de opdracht in de nieuwe jeugdwet. De beleidsmatige samenwerking vindt plaats via de Intergemeentelijke samenwerking (IGS).  De Jeugdhulpregio JeugdFV gemeenten willen met de samenwerking uitvoering geven aan de verbetering en versterking van de jeugdhulp. De deelnemende gemeenten gaan voor een toekomstbestendig en duurzaam samenwerkingsmodel waarbij ruimte is om op termijn de samenwerking op taken uit te breiden met andere beleidsdomeinen. Op basis van de conceptbegroting 2026 bedraagt de bijdrage vanuit Veenendaal in 2026 afgerond € 705.000. De conceptbegroting van deze GR gaat in 2026 uit van een totaalbedrag van afgerond € 3.422.000.  Medewerkers binnen de samenwerking werken naar buiten toe als één team, onder de inhoudelijke aansturing van een programmamanager (voor de intergemeentelijke samenwerking) of eindverantwoordelijke voor de bedrijfsvoeringsorganisatie (BVO).  Het programmateam heeft tot doel om te komen tot integraliteit in de aanpak en uitvoering van de diverse projectteams, die zijn vastgelegd in het jaarplan.  Risico's en financiële positie in oprichting: nog niet van toepassing

Centrumregeling Meten en Monitoren Afvalwater en Grondwater Vallei en Veluwe

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Centrumregeling Meten en Monitoren Afvalwater en Grondwater Vallei en Veluwe

Excel-tabel

Naam 10. Centrumregeling Meten en Monitoren Afvalwater en Grondwater Vallei en Veluwe
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
2. Vestigingsplaats Apeldoorn
3. Doelstelling en openbaar belang Efficiënter meter en monitoren van afvalwater en grondwater
4. Relatie met beleidsprogramma Fysiek Domein
5. Deelnemende partijen Amersfoort, Baarn, Barneveld, Brummen, Bunschoten, Ede, Eemnes, Elburg, Epe, Ermelo, Hattem, Leusden, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Renkum, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Wageningen en Woudenberg
6. Bestuurlijk belang Het college - stelt de jaarlijkse bijdrage vast op basis van de prestatieafspraken. - benoemt, schorst en ontslaat de leden van het Bestuur. - krijgt bepaalde besluiten van het Bestuur ter goedkeuring voorgelegd
7. Financieel belang De gemeente Veenendaal draagt bij aan de jaarlijkse exploitatie.  Er kan besloten worden om dit voor of nadeel te verrekenen met de deelnemende gemeenten.
8. Eigen Vermogen Niet van toepassing
9. Vreemd Vermogen Niet van toepassing
10. Financieel resultaat Niet van toepassing
11. Website https://www.vallei-veluwe.nl/actueel/actuele-thema/uitvoeringsteam-uvt/
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen De centrumregeling Meten en Monitoren Afvalwater en Grondwater Vallei en Veluwe is een samenwerking tussen het waterschap Vallei en Veluwe en inliggende gemeenten. De regeling heeft als doelen: Het regulier aan gemeenten en waterschap verschaffen van op meet- en monitoringsgegevens gebaseerde informatie over en inzicht in hoe de gemeentelijke rioolstelsels, het systeem van de afvalwaterketen als geheel, het stedelijk oppervlaktewatersysteem en het grondwater functioneren. 2. Het in opdracht van een deelnemende gemeente of van het waterschap op basis van de verzamelde data uitbrengen van advies met betrekking tot de afvalwaterketen, het stedelijk oppervlaktewatersysteem en het grondwater. 3. Door de taken van gemeenten en waterschap te bundelen wordt de kwaliteit geborgd, wordt er bespaard op kosten en wordt de kwetsbaarheid bij de partners ten aanzien van de personele inzet verminderd. Ook wordt door deze aanpak de innovatie in de uitvoering van het beheer en onderhoud bevorderd. De werkzaamheden worden uitgevoerd door het Uitvoeringsteam (UvT). Het waterschap fungeert als centrumorganisatie voor aansturing van dit team.

Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) - Zwolle

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) - Zwolle

Excel-tabel

Naam 11. Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)
1. Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
2. Vestigingsplaats Zwolle
3. Doelstelling en openbaar belang GBLT wil inwoners, bedrijven en eigenaren zo goed mogelijk helpen met de belastingen. GBLT wil belasting regelen zo makkelijk mogelijk maken. Hierbij hebben zij oog voor uw situatie. Ze vragen om de meningen van inwoners, bedrijven en eigenaren om nog beter te kunnen werken. In 2011 is GBLT ontstaan als een belastingsamenwerking. GBLT heeft als doel het heffen en innen van belastingen inclusief de uitvoering van de Wet WOZ voor de gemeentelijke deelnemers.
4. Relatie met beleidsprogramma
5. Deelnemende partijen waterschappen Drents Overijsselse Delta, Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Vechtstromen en Zuiderzeeland en de gemeenten Bunschoten, Dalfsen, Dronten, Leusden, Nijkerk, Ommen, Renswoude, Veenendaal, Woudenberg en Zwolle
6. Bestuurlijk belang In totaal nemen 5 waterschappen en 10 gemeenten deel aan GBLT. Het DB bestaat uit 1 lid van iedere gemeenten en 1 lid vanuit de waterschappen en een voorzitter vanuit de waterschappen. Veenendaal is met één lid vertegenwoordigd in zowel het DB en het AB. Binnen het AB heeft elke deelnemer 1 stem.
7. Financieel belang De kosten voor heffen en innen van de belastingen wordt gedragen door alle deelnemers op basis van een verdeelsleutel.  De Waterschappen dragen 90% van de kosten en de gemeenten gezamenlijk 10%. Voor 2026 wordt de bijdrage voor Veenendaal ingeschat op €  1.242.000, wat 16,5% is van de totale gemeentelijke bijdrage. Hiermee is Veenendaal na Zwolle de grootste bijdrager van de gemeenten.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: € 0 31-12-2024: € 0
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: € 4.522.000 31-12-2024: € 4.522.000
10. Financieel resultaat € 0. Een eventueel positief resultaat wordt volledig teruggegeven aan de deelnemers waardoor er geen eigen vermogen is.
11. Website www.gblt.nl
12. Risicoprofiel Laag
De hoogte van de proceskostenvergoeding is een risico. De Hoge Raad heeft beslist dat het lagere tarief buiten toepassing moet blijven vanwege mogelijk discriminerend onderscheid. Gewacht wordt op een betere onderbouwing door de Ministeries. Daarnaast zorgt het invoeren van een kosteloze betalingsherinnering tot minder invorderopbrengsten.

Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost BV (OVO)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost BV (OVO)
Naam 12. Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost BV (OVO)
1. Rechtsvorm Commanditaire Vennootschap (C.V.) en Besloten Vennootschap (B.V.)
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost C.V. heeft tot doel het realiseren van een plangebied aan de oostkant van Veenendaal voor circa 4.000 woningen (waarvan ca. 1.000 zijn gerealiseerd in plangebied Dragonder-oost).
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen De gemeente Veenendaal en Grondexploitatie Quattro Veenendaal C.V. zijn in 2003 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan voor het ontwikkelen van dit plangebied, waarbij het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost C.V. en Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost Beheer B.V. zijn opgericht. Beide partijen (gemeente Veenendaal en Quattro) hebben een gelijk belang.
6. Bestuurlijk belang Aandeelhouder (lid van AVA), lid RvC (Raad van Commissarissen)
7. Financieel belang De gemeente is voor 48% aandeelhouder van Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost C.V. en 50% aandeelhouder van Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost Beheer B.V.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 559.731 31-12-2023: €  335.087
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 110.886 31-12-2023: € 217.739
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: €  224.644 2023: €  59.185
11. Website www.veenendaaloost.nl
12. Risicoprofiel Middel
Ontwikkelingen De deelplannen Buurtstede en Veenderij zijn vrijwel afgerond. De bouwrijpwerkzaamheden voor de 1e fase van deelplan Groenpoort zijn in 2024 afgerond.  De 2e fase wordt in 2025 uitgevoerd. Voor 2025 staan 290 bouwrijpe kavels gepland om te verkopen. Hiermee kunnen in de komende jaren tot 2029 ca 200 kavels per jaar worden gerealiseerd.  Risico's en financiële positie De hoge bouwprijzen en opgelopen hypotheekrente hebben invloed op de financiële haalbaarheid en afzet van nieuwbouwwoningen. OVO houdt rekening met economische onzekerheden, die effect kunnen hebben op de grondprijsontwikkeling en het afzettempo. Vanwege de gemaakte afspraken over de verkoop van bouwrijpe grond zullen de financiële gevolgen hiervan vooralsnog beperkt zijn. Mogelijk dat een krimp van de woningmarkt effect heeft op de verkoop van bouwrijpe gronden van Groenpoort. Op basis van de met ontwikkelaars getekende projectrealisatie overeenkomsten zijn de risico’s voor OVO vooralsnog beperkt.    De vraag naar nieuwbouwwoningen is nog steeds hoog. Dit blijkt onder meer uit de voorspoedige verkoop van de eerste projecten in Groenpoort. Indien de risico’s de overhand krijgen zal indien nodig bijsturing van de grondexploitatie plaatsvinden, zodanig dat de financiële effecten tot een minimum beperkt blijven. Mede op basis van de gemeentelijke garantstelling, zoals vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst, zullen de huidige omstandigheden geen gevolgen hebben voor de continuïteit van de onderneming.

Duurzame Energie Veenendaal-oost Holding BV (DEVO Holding)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Duurzame Energie Veenendaal-oost Holding BV (DEVO Holding)
Naam 13. Duurzame Energie Veenendaal-oost Holding BV (DEVO Holding)
1. Rechtsvorm Besloten Vennootschap (B.V.)
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang DEVO Holding is de moedermaatschappij van DEVO en DEVOG. DEVO is het lokale energiebedrijf dat verantwoordelijk is voor de exploitatie en het beheer van de duurzame energievoorziening in een deel van Veenendaal-oost (Buurtstede en Veenderij). DEVOG verzorgt dit voor Veenendaal-oost Groenpoort. DEVO Holding draagt bij aan het bereiken van de gemeentelijke doelstelling om met ingang van 2050 energieneutraliteit te realiseren.
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeente Veenendaal
6. Bestuurlijk belang Aandeelhouder
7. Financieel belang De gemeente is voor 100% aandeelhouder van deze onderneming
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: Nog niet bekend 31-12-2024: €  -4.626.817 31-12-2023: €  -4.966.892
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: Nog niet bekend 31-12-2024: € 26.997.400 31-12-2023: €  27.809.241
10. Financieel resultaat 2025: Nog niet bekend 2024: €     140.075 2023: € 1.168.539
11. Website www.devo-veenendaal.nl
12. Risicoprofiel Hoog
Ontwikkelingen De investeringen van dochteronderneming DEVO zijn vrijwel afgerond. DEVOG heeft een start gemaakt in de wijk Groenpoort. DEVO Holding gaat bij de ontwikkeling van warmtenetten in Veenendaal het publieke belang vertegenwoordigen. Risico's en financiële positie Bij het (tijdstip van) inkopen van energie wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij het moment en de daarbij behorende onderliggende gegevens die door de ACM worden gehanteerd bij de vaststelling van de verkooptarieven. Hiermee wordt voorkomen dat grote verschillen ontstaan tussen inkoop- en verkooptarieven. Risico's liggen ook bij de door de ACM gestelde maximale rendementseisen.  Hoewel op landelijk niveau hierover gesprekken worden gevoerd, wordt nog onvoldoende rekening gehouden met de onvermijdelijke aanloopverliezen bij de aanleg van warmtenetten.

Vitens NV

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Vitens NV
Naam 14. Vitens NV
1. Rechtsvorm Naamloze Vennootschap
2. Vestigingsplaats Zwolle
3. Doelstelling en openbaar belang Publiek waterbedrijf, belast met de zorg voor de watervoorziening
4. Relatie met beleidsprogramma Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
5. Deelnemende partijen Publieke aandeelhouders (gemeenten en provincies)
6. Bestuurlijk belang Aandeelhouder (lid van AVA)
7. Financieel belang De gemeente is aandeelhouder van de BNG en bezit 0,98% van de aandelen
8. Eigen Vermogen 31-12-2025:  n.n.b 31-12-2024: € 713.800.000 31-12-2023: € 677.700.000
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 1.684.600.000 31-12-2023: € 1.559.700.000
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b 2024: € 35.900.000 2023: € 27.200.000
11. Website www.Vitens.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen In 2026 werkt Vitens aan de strategie Elke druppel duurzaam, gericht op duurzame drinkwatervoorziening in 2030. De grootste uitdagingen liggen bij het verkrijgen van voldoende vergunningsruimte en investeringscapaciteit om de leveringszekerheid te waarborgen. De huidige regulering van de vermogenskostenvoet (WACC) beperkt de financiële ruimte voor noodzakelijke investeringen. Vitens vraagt om aanpassing van wet- en regelgeving en snellere vergunningverlening, zodat het publieke drinkwaterbelang beter geborgd wordt in ruimtelijke en maatschappelijke afwegingen. Risico's en financiële positie Door onvoldoende vergunningen en onvoldoende investeringsruimte loopt Vitens het risico haar strategie niet te kunnen waarmaken.  Vitens is daarom volop in overleg met de diverse overheden om de voorwaarden te creëren zodat zij haar strategie kan realiseren.

Bank Nederlandse Gemeenten NV (BNG)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Bank Nederlandse Gemeenten NV (BNG)
Naam 15. Bank Nederlandse Gemeenten NV (BNG)
1. Rechtsvorm Naamloze Vennootschap
2. Vestigingsplaats Den Haag
3. Doelstelling en openbaar belang Bank van en voor overheden en instellingen van maatschappelijk belang. Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt de bank bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. De bank levert zo een bijdrage aan de publieke taak.
4. Relatie met beleidsprogramma Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
5. Deelnemende partijen Publieke aandeelhouders (gemeenten en provincies)
6. Bestuurlijk belang Aandeelhouder (lid van AVA)
7. Financieel belang De gemeente is aandeelhouder van de BNG en bezit 0,2% van de aandelen.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b 31-12-2024: € 4.777.000.000 31-12-2023: € 4.721.000.000
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 123.164.000.000 31-12-2023: € 110.819.000.000
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: € 294.000.000 2023: € 254.000.000
11. Website www.bngbank.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen BNG Bank bundelt de uiteenlopende vraag van klanten tot een beroep op de financiële markten dat aansluit op de behoefte van beleggers wat betreft volume, liquiditeit en looptijd. Door de combinatie van beide elementen heeft de bank een uitstekende toegang tot financieringsmiddelen tegen zeer scherpe prijzen, die weer worden doorgegeven aan decentrale overheden en aan instellingen voor het maatschappelijk belang. Dat leidt voor de burger uiteindelijk tot lagere kosten voor tal van voorzieningen. Risico's en financiële positie Het eigenaarschap van gemeenten, provincies en de Staat, en het door de statuten beperkte werkterrein van de bank, bieden financiers het vertrouwen dat het risico van kredietverlening aan dit instituut zeer beperkt is.

Afvalcombinatie De Vallei NV (ACV)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Afvalcombinatie De Vallei NV (ACV)
Naam 16. Afvalcombinatie De Vallei NV (ACV)
1. Rechtsvorm Naamloze Vennootschap
2. Vestigingsplaats Ede
3. Doelstelling en openbaar belang ACV is een overheids-nv. De missie van ACV is de opdracht gevende gemeenten, bedrijven en particulieren te ontzorgen op het gebied van afval & reiniging en te opereren als de logische, regionale samenwerkingspartner
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeenten Ede, Renkum, Renswoude, Veenendaal en Wageningen
6. Bestuurlijk belang Aandeelhouder (lid van AVA)
7. Financieel belang 23,4% van de aandelen van de holding
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b.    31-12-2024: € 16.832.000 31-12-2023: € 15.025.000
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 18.073.000 31-12-2023: € 20.074.000
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: € 1.430.000 2023: € 1.083.000
11. Website www.acv-groep.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen In 2026 blijft de ACV Groep zich richten op het verder verduurzamen van haar dienstverlening. Er wordt ingezet op het verbeteren van de afvalscheiding, het verminderen van restafval en het stimuleren van circulaire initiatieven. Daarnaast wordt gewerkt aan de verdere elektrificatie van het wagenpark en het optimaliseren van de logistieke processen.  De samenwerking met deelnemende gemeenten wordt geïntensiveerd om gezamenlijk te sturen op kwaliteit, kostenbeheersing en innovatie. In 2026 werkt ACV verder aan de plannen tot realisering van de nieuwe huisvesting. Risico’s en financiële positie De stijgende kosten voor personeel, brandstof en verwerking blijven een aandachtspunt, evenals de impact van veranderende wet- en regelgeving op het gebied van afvalbeheer. De financiële positie van ACV is stabiel. De gemeente Veenendaal ontvangt jaarlijks een stabiel dividend op haar aandelenbelang.

Centrum Jeugd en Gezin Veenendaal (CJG)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Centrum Jeugd en Gezin Veenendaal (CJG)
Naam 17. Centrum Jeugd en Gezin Veenendaal (CJG)
1. Rechtsvorm Stichting
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang Het algemeen doel van de Stichting is om de inwoners van Veenendaal zoveel als nodig bij te staan bij de zorg voor de opvoedondersteuning, gezinsondersteuning en ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. De Stichting sluit hierbij aan bij de ontwikkeling naar integraal werken binnen de drie sociale domeinen, te weten: jeugd, maatschappelijke ondersteuning en participatie en levert hier een actieve bijdrage aan. Zij doet dit uitsluitend in opdracht van de gemeente.
4. Relatie met beleidsprogramma Sociale leefomgeving
5. Deelnemende partijen nvt
6. Bestuurlijk belang Het college - stelt de jaarlijkse bijdrage vast op basis van de prestatieafspraken. - benoemt, schorst en ontslaat de leden van het Bestuur. - krijgt bepaalde besluiten van het Bestuur ter goedkeuring voorgelegd.
7. Financieel belang De gemeente verstrekt op basis van prestatieafspraken een jaarlijkse bijdrage.  De jaarresultaten komen ten gunste of ten laste van de Gemeente. Om te voorkomen dat de Stichting aan het eind van het jaar een tekort in de jaarrekening  heeft, is besloten tot goedkeuring van het instellen van een egalisatiereserve binnen de  stichting. Het gaat om maximaal 10 % van de gemeentelijke bijdrage aan het CJG.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: nnb 31-12-2024: € 259.822 31-12-2023: € 395.096
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: nnb 31-12-2024: € 541.382 31-12-2023: € 746.911
10. Financieel resultaat 2025: nnb 2024: € -135.274 2023: € 0
11. Website www.cjgveenendaal.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen In 2026 worden  binnen het CJG de volgende ontwikkelingen voorzien: 1. Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming: Regionaal Veiligheidsteam (RVT) In samenwerking met Veilig Thuis, jeugdbescherming en andere ketenpartners werkt het CJG in 2026 aan de verdere ontwikkeling van het Regionaal Veiligheidsteam (RVT). Dit team richt zich op gezinnen met complexe en langdurige veiligheidsproblematiek. 2. Uniforme Toegang en Stevige Lokale Teams In 2026 werken wij met het CJG verder aan de doorontwikkeling van de Uniforme Toegang, in lijn met het VNG-convenant Stevige Lokale Teams en de landelijke Hervormingsagenda Jeugd. 3. Project Grenzen aan onze Jeugdzorg In 2026 start de implementatie van de gekozen koers vanuit het Grenzen aan onze Jeugdzorg . Het CJG voert de gemeentelijke kaders uit en draagt bij aan: •    gerichte inzet van jeugdhulp bij structurele problematiek; •    versterking van eigen kracht en netwerk van gezinnen bij lichtere hulpvragen; •    terugdringen van over-inzet van specialistische zorg. Risico’s en financiële positie Bij het realiseren van de doelstellingen van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de toenemende werkdruk en de aanhoudend krappe arbeidsmarkt. Het werven en behouden van gekwalificeerd personeel vormt een groeiende uitdaging. Deze omstandigheden kunnen van invloed zijn op de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening.

Stichting Ontmoetingshuis

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Stichting Ontmoetingshuis
Naam 18. Stichting Ontmoetingshuis
1. Rechtsvorm Stichting
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang Het binnen de kaders van het vigerend bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk beheren, kostendekkend exploiteren en doen exploiteren van het Ontmoetingshuis Veenendaal-oost, al dan niet tezamen met andere door de Gemeente Veenendaal aan te wijzen partijen en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. De stichting mag niet al dan niet commerciële activiteiten verrichten of laten verrichten buiten de doelstelling, locatie en andere samenwerkingsvormen.
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeente Veenendaal
6. Bestuurlijk belang Het College - Goedkeuring en ontslag bestuur - Toestemming beleidsmatige en/of strategische keuzes (financieel, samenwerken, etc.) - Inzage en aanwijzingen financieel beheer.
7. Financieel belang Het college compenseert een negatieve exploitatie indien deze niet uit de reserve gehaald kan worden. Eventuele overschotten vallen ten gunste van de reserves.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b 31-12-2024: € 645.929 31-12-2023: € 618.918
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 222.084 31-12-2023: € 415.148
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: € 27.011 2023: € 56.833
11. Website www.ontmoetingshuis.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen Het Ontmoetingshuis Veenendaal-oost is in gebruik als multifunctioneel complex ten behoeve van basisonderwijs, kinderopvang en maatschappelijke voorzieningen zoals sport en welzijn. Risico's en financiële positie Al hoewel de beheerstichting een eigen financiële verantwoordelijkheid heeft, staat de gemeente uiteindelijk garant voor de dekking van eventuele tekorten.

Stichting Veens Welzijn

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Stichting Veens Welzijn
Naam 19 .Stichting Veens Welzijn
1. Rechtsvorm Stichting
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang Het algemeen doel van de stichting is samen te werken met in het bijzonder partijen in de sociale basis om zo vorm te geven aan het realiseren van maatschappelijke doelen in welzijn ten behoeve van de organisatie van laagdrempelige algemene voorzieningen en het ontwikkelen, initiëren en organiseren van nieuwe initiatieven op het gebied van welzijn, mede door samenwerking met zorgpartners en vrijwilligersorganisaties en door koppelingen te maken tussen bedrijven en organisaties of personen uit de gemeente Veenendaal met een ondersteuningsvraag.
4. Relatie met beleidsprogramma Sociale leefomgeving
5. Deelnemende partijen Nvt
6. Bestuurlijk belang Het college stelt via de kaderovereenkomst en het jaarplan een jaarlijkse bijdrage vast. De leden van de Raad van Toezicht worden door het College benoemd.
7. Financieel belang De gemeente verstrekt op basis van prestatieafspraken een jaarlijkse bijdrage. De jaarresultaten komen ten gunste of ten laste van de gemeente.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 393.014 31-12-2023: € 369.565
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: € 671.697 31-12-2023: € 692.800
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: € 23.449 2023: € 71.625
11. Website www.veens-welzijn.nl
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen Veens Welzijn blijft in 2026 werken langs drie beleidslijnen: sociale leefbaarheid, opvoeden en (op)groeien, en kwetsbaarheid en meedoen.  In 2026 staat de borging en doorontwikkeling van deze impactmeting die in 2025 is opgezet centraal. Doel is om te komen tot een meer resultaatgerichte werkwijze, waarbij niet alleen input (zoals uren en middelen), maar vooral beoogde uitkomsten en maatschappelijke impact centraal staan. Risico's en financiële positie De indexering voor 2026 blijft een risico voor Veens Welzijn. De gemeente rekent met een lagere indexering dan nodig is voor Veens Welzijn om het huidige aanbod op peil te houden. Dit heeft ook te maken met Cao-afspraken. Hierdoor zien we een risico voor de financiële positie van Veens Welzijn. En voorzien wij dat er opnieuw keuzes gemaakt zullen moeten worden wat ook kan leiden tot aanpassingen in de opdracht aan Veens Welzijn.

Parkeervoorzieningen (Tricotage en Arie van Hensbergen)

Terug naar navigatie - E. Verbonden partijen - Parkeervoorzieningen (Tricotage en Arie van Hensbergen)
Naam 20. Parkeervoorzieningen (Tricotage en Arie van Hensbergen)
1. Rechtsvorm Vereniging / Stichting
2. Vestigingsplaats Veenendaal
3. Doelstelling en openbaar belang Het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars” en “het beheer over de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken. VVE Tricotage Stichting (VVE) Arie van Hensbergen
4. Relatie met beleidsprogramma Fysieke leefomgeving
5. Deelnemende partijen Gemeente Veenendaal
6. Bestuurlijk belang Het College - Goedkeuring en ontslag bestuur - Toestemming beleidsmatige en/of strategische keuzes (financieel, samenwerken, etc.) - Inzage en aanwijzingen administratie
7. Financieel belang Vaste gemeenschappelijke bijdrage. Compensatie verliezen en investeringen.
8. Eigen Vermogen 31-12-2025: n.n.b. 31-12-2024: n.n.b 31-12-2023: € 160.377
9. Vreemd Vermogen 31-12-2025: n.n.b.  31-12-2024: n.n.b. 31-12-2023: € 134.107
10. Financieel resultaat 2025: n.n.b. 2024: n.n.b. 2023: € 564
11. Website Nvt
12. Risicoprofiel Laag
Ontwikkelingen Verenigingen van Eigenaars (VvE) waarbij de parkeergarages deeluitmaken van deze VvE's. Risico's en financiële positie Geringe risico's door opgemaakte meerjaren onderhoudsbegrotingen. Alle VvE's hebben eigen reserves aangelegd voor onderhoud.

F. Grondbeleid

Grondbeleid

Terug naar navigatie - F. Grondbeleid - Grondbeleid

Grondbeleid is een middel om bestuurlijke doelstellingen in de ruimtelijke ordening vorm te geven. Het Veenendaalse grondbeleid wordt vastgelegd in een nota grondbeleid. Eens per vier jaar leggen we het grondbeleid aan de raad ter vaststelling voor. In november 2024 is de Nota Grondbeleid 2024 - 2028 vastgesteld. Met de nota wordt richting gegeven aan de koers van de gemeente in de grondmarkt al dan niet met gebruikmaking van beschikbare juridische en financiële instrumenten uit wet- en regelgeving zoals de Omgevingswet en het BBV. De Omgevingswet bevat grondbeleidsinstrumenten zoals het voorkeursrecht, onteigening, herverkaveling en kavelruil. Ook bevat het een regeling voor het kostenverhaal. De commissie BBV heeft de Notitie grondbeleid in 2023 aangepast. Alle wijzigingen in de notitie die te maken hebben met de Omgevingswet treden in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Alle overige wijzigingen zijn in werking getreden met ingang van begrotingsjaar 2025.

Algemene ontwikkelingen
In Veenendaal is een grote behoefte aan nieuwbouwwoningen. Daarom neemt de gemeente initiatief in diverse gebiedsontwikkelingen zoals het Ambacht in Spoorzone, Groenpoort in Veenendaal-oost en de Tuinstraat in het centrum. Ook voor de verbetering van kwaliteit van de woningen zijn projecten gestart zoals de herstructurering in Franse Gat. Ondanks al deze projecten blijft er voorlopig spanning op de woningmarkt. Diverse publicaties geven aan dat de woningmarkt krap is, en nog een aantal jaren krap zal blijven. Landelijk blijft de benodigde nieuwbouw achter bij de vraag naar woningen. De betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Daarnaast zorgen netcongestie en stikstofdepositie ervoor dat het toevoegen van voldoende nieuwbouwwoningen uitdagend zal blijven.  
In de afgelopen jaren is gebleken hoe belangrijk het is bij woningbouw om toekomstige bewoners en omwonenden te betrekken bij nieuwe plannen. De gemeente stimuleert ontwikkelaars voor het toepassen van co-creatie met omwonenden. Participatietrajecten zijn vanzelfsprekend bij nieuwe ontwikkelingen. De mate van participatie is maatwerk.  

De Omgevingswet geeft mogelijkheden als de overheid (bovenwijkse/gebiedsoverstijgende) kosten maakt bij de ontwikkeling van een initiatief van inwoners of bedrijven. Het verhalen van kosten voor gebiedsoverstijgende investeringen (bovenwijkse voorzieningen en verbetering fysieke leefomgeving) is vastgelegd voor Veenendaal met de vastgestelde ‘Programma kostenverhaal en financiële bijdragen’. In dit programma is tevens een werkwijze vastgelegd hoe omgegaan wordt met de verplichting uit de woonvisie om  sociale huur te realiseren, eventueel met gebruikmaking van het ‘Vereveningsfonds sociale woningbouw’.

Visie op grondbeleid
Ruimtelijke ontwikkelingen binnen een gemeente zijn zo divers dat een algemene keuze voor óf facilitair óf actief grondbeleid niet volstaat. Bij bouwontwikkelingen wordt scherp gekeken in hoeverre deze bijdragen aan de beleidsdoelstellingen. Een belangrijk uitgangspunt is dat Veenendaal het grondbeleid situationeel vormgeeft: niet per definitie actief of passief, maar per situatie wordt maatwerk geboden. In de nota grondbeleid is een afwegingskader opgenomen om de mate van activiteit (van passief tot actief) te bepalen. Afhankelijk van de situatie en het belang van het doel of de prioriteit ervan voor de gemeente wordt de mate van activiteit bepaald. Via het projectenboek zal jaarlijks de strategie op hoofdlijnen door de raad worden vastgesteld. 

Uitvoering van grondbeleid
De Omgevingsvisie (met nadere uitwerkingen in zogenaamde programma’s) is richtinggevend voor de uitvoering van het grondbeleid. De Omgevingsvisie is het integrale strategische beleidsdocument voor de fysieke leefomgeving. Het geeft de Veenendaalse visie weer op thema’s als wonen, groen, mobiliteit en duurzaamheid.  Er wordt gewerkt aan een actualisatie van de omgevingsvisie. Dit is nodig vanwege de almaar groter wordende opgaven zoals wonen, groen en duurzaamheid welke veel ruimte vragen terwijl er maar beperkt de ruimte is. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoals de Spoorzone en afspraken uit de verstedelijkingsstrategie worden verwerkt in deze update.
Om zelf uitvoering te geven aan het grondbeleid, zal de raad voor een ontwikkeling een grondexploitatiecomplex met een grondexploitatiebegroting vast stellen. Dit heet een ‘Bouwgrond In Exploitatie’ (BIE) en is ook bekend onder de term 'grondexploitatie'. Een ontwikkeling kan ook door een marktpartij worden uitgevoerd. De kosten die de gemeente maakt, worden in dat geval verhaald op de private partijen. Dit wordt verantwoord via Meerjarige Projectbegrotingen (MPB). In het projectenboek wordt jaarlijks de financiële stand van de grondexploitaties en MPB’s verantwoord. In onderstaande tabel wordt de stand van de grondexploitaties medio 2025 weergegeven.

Voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd moet tussentijds, naar rato van de voortgang van de grondexploitatie, winst worden genomen. Dit wordt conform de richtlijnen uit 'Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken' (2023) van het BBV toegepast  voor de winstgevende grondexploitaties.

Risicoreserve grondbeleid 
In de nota grondbeleid is opgenomen dat er jaarlijks een geheime risicoanalyse wordt opgesteld, waarin per project en op portefeuilleniveau het risicoprofiel wordt geschetst. Dit gebeurt jaarlijks bij het opstellen van het projectenboek. Deze risicoanalyse omvat de (actieve) grondexploitaties en de facilitaire projecten. Hierin wordt onderscheid gemaakt in de project- en projectoverstijgende risico's. De gemeente maakt de risico's niet alleen inzichtelijk, maar zorgt met risicomanagement voor beheersing van de risico's en treft de nodige beheersmaatregelen. De risico's worden primair afgedekt met de Risicoreserve grondexploitaties.   

G. Lokale heffingen

Lokale heffingen

Terug naar navigatie - G. Lokale heffingen - Lokale heffingen

De paragraaf Lokale Heffingen gaat over de belastingen en rechten die de gemeente heft.
Voor de gemeente zijn de lokale heffingen een belangrijke bron van inkomsten. Met deze inkomsten kan de gemeente (een deel van) haar taken uitvoeren. De lokale heffingen worden door inwoners en bedrijven betaald.
Bij de lokale heffingen maken we onderscheid tussen twee soorten, namelijk de algemene heffingen en de bestemmingsheffingen.

Voor de algemene heffingen geldt dat de gemeente zelf kan  beslissen waar ze de opbrengsten aan besteden. Deze opbrengsten rekenen we toe aan de algemene dekkingsmiddelen. Denk hierbij aan de onroerendezaakbelastingen (OZB).

Voor de bestemmingsheffingen is dit niet het geval. De opbrengsten van deze heffing, worden gebruikt om de kosten te dekken van de specifiek voorziening. Denk hierbij aan de afvalstoffenheffing of rioolheffing. 

Binnen de gemeente Veenendaal hebben we de volgende lokale heffingen en belastingen:

Algemene heffingen:
- Onroerendezaakbelastingen (OZB)
- Hondenbelasting
- Precariobelasting
- Reclamebelasting
- Toeristenbelasting
- Parkeerbelasting

Bestemmingsheffingen:
Afvalstoffenheffing
- Riool- en Waterzorgheffing
- Leges
- Begraafrechten
- Bedrijven Investeringszone Winkelstad Veenendaal

De raad stelt jaarlijks de tarieven voor het komende jaar vast. 

Het gemeentelijke belastinggebied is wettelijk begrensd. De regelingen, waarin is bepaald welke belastingen en rechten de gemeenten mogen heffen, schrijven voor hoe de gemeenten die heffingen moeten inrichten. Zo mag bijvoorbeeld het bedrag van een gemeentelijke heffing niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen van de belastingplichtige en is het niet toegestaan om met rechten winst te maken.

In deze paragraaf komen de belangrijkste gemeentelijke heffingen aan de orde, waarbij we een korte toelichting geven op de verwachte ontwikkelingen. Zowel op beleidsgebied als de tarieven. 

Tot slot wordt in deze paragraaf het invorderings- en kwijtscheldingsbeleid toegelicht.

Beleidsuitgangspunten

Bij het opstellen van het beleid voor de lokale heffingen houden we rekening met de landelijke wet- en regelgeving en de diverse (lokale) belastingverordeningen en regelingen.

Indexatie 2026
De tarieven van de gemeentelijke heffingen zijn in deze programmabegroting trendmatig met 2,7% verhoogd, zoals in de Kadernota 2026 -2029 is aangegeven. De tarieven voor de afvalstoffenheffing, riool- en waterzorgheffing, leges en kosten van lijkbezorging zijn daarvan uitgezonderd. Deze tarieven zijn in afzonderlijke beleidsdocumenten vastgesteld. Hiervoor geldt als uitgangspunt een maximale kostendekkendheid van 100%. 

Uitbesteding werkzaamheden naar Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus Tricijn (GBLT)
Op 22 juni 2023 heeft de gemeenteraad besloten om de werkzaamheden in het kader van de lokale heffingen uit te besteden aan GBLT. Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2025 de heffing en inning van de volgende belastingen en heffingen door het GBLT wordt uitgevoerd: 
- onroerendezaakbelastingen (OZB);  
- riool- en waterzorgheffing;
- afvalstoffenheffing;
- hondenbelasting;
- precariobelasting;
- reclamebelasting;
- bedrijven investeringszone (BIZ) Winkelstad Veenendaal;
- toeristenbelasting. 

Het heffen van leges, begraafrechten en parkeerbelasting blijft in beheer bij de gemeente. Dit, omdat deze heffingen decentraal in de gemeente worden uitgevoerd en/of niet passen in het heffingsproces van GBLT.

Hieronder geven we per belastingsoort een korte toelichting.

 

TOELICHTING PER BELASTINGSOORT

Onroerendezaakbelastingen (OZB)
De OZB is van de belastingen en heffingen die de gemeente heft, de belasting die voor de gemeente de grootste opbrengst genereerd. We begroten de opbrengst door het tarief te vermenigvuldigen met de WOZ-waarde van de onroerende zaken. De WOZ-waarde wordt ieder jaar opnieuw bepaald (getaxeerd). Voor het belastingjaar 2026 taxeert het GBLT alle onroerende zaken in de gemeente Veenendaal. Eind oktober ontvangen wij van het GBLT de gegevens over de waardeontwikkeling ten opzichte van 2025. Deze waardeontwikkeling heeft nog invloed op de hoogte van de tarieven.  Stijgt de WOZ-waarde meer dan waarmee  wij nu rekening hebben gehouden, dan daalt het tarief, en vice versa. Met andere woorden; de verschuldigde OZB blijft gelijk.

Bij het vaststellen van de tarieven voor de OZB zijn er een aantal afspraken gemaakt. 
1.    We hebben afgesproken dat de waardeontwikkeling van de WOZ-waarden geen invloed heeft op de te betalen OZB. Dit houdt in dat bij een waardestijging van de WOZ-waarden, wij de tarieven voor de OZB naar beneden bijstellen. Daarentegen verhogen wij de tarieven als er sprake is van een waardedaling. Dit doen wij om in ieder geval jaarlijks dezelfde OZB-opbrengst te realiseren. Voor de berekening van de tarieven 2026 hebben we nu rekening gehouden de WOZ-waarden van woningen gemiddeld met 4% stijgen. De stijging van de WOZ-waarden van niet-woningen zetten we op gemiddeld 2,5%.
2.    Verder is afgesproken dat we de OZB-opbrengst verhogen met de jaarlijkse prijsindex. Deze is voor 2026 vastgesteld op 2,7%.  Deze verhoging verwerken wij in de tarieven.
3.    Tot slot verhogen wij de OZB-opbrengst voor de jaren 2025, 2026 en 2027 jaarlijks met 10%. Dit is besloten in de raadsvergadering van 9 juli 2024. Dit doen wij om de kosten van de lokale voorzieningen te kunnen blijven betalen.

Op basis van wat we hierboven hebben geschreven, worden de tarieven voor 2026:

Overzicht tarieven OZB
2024 2025 2026
Tarief woning eigenaar 0,0770% 0,0856% 0,0928%
Tarief niet-woning eigenaar 0,2667% 0,2967% 0,3268%
Tarief niet-woning gebruiker 0,2132% 0,2372% 0,2613%
*Tarieven 2026 zijn geïndexeerd met 2,7% en verhoogd met 10% en gecompenseerd voor Woz-waardeontwikkeling

Riool- en waterzorgheffing
De riool- en waterzorgheffing hangt samen met de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor onder meer de afvoer van water, beheer van het grondwaterpeil en voorkomen van droogte. Als gemeente treffen we collectieve maatregelen die noodzakelijk zijn om deze watertaken uit te voeren. De  kosten hiervan verhalen we via de riool- en waterzorgheffing. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen aansluitrechten, die doorgaans worden geheven van de eigenaren van de aangesloten eigendommen en afvoerrechten, die uitsluitend kunnen worden geheven van de gebruikers van die eigendommen.

In het Omgevingsprogramma Openbare Ruimte 2022-2026 (OPOR) dat is vastgesteld op 25 november 2021 is de ambitie vastgelegd om de tarieven van rioolheffing zo laag mogelijk te houden. Daarnaast is er de wens om de taken die samenhangen met de riool- en waterzorgtaken 100% kostendekkend uit te voeren. Omdat er sprake is van stijging van kosten worden de tarieven meer verhoogd dan alleen de indexatie. Wel beperken we de stijging in de tarieven door gebruik te maken van de egalisatiereserve rioolheffing. 
In 2026 wordt er een nieuw OPOR opgesteld.

Door de Raad is in november 2024 een motie aangenomen om een andere (eerlijkere) manier van heffen te onderzoeken. In augustus is er een raadsinformatiebrief verstuurd, waarin is aangegeven dat de diverse mogelijkheden worden onderzocht. Eind 2025 wordt de raad geïnformeerd over de mogelijkheden en eind 2026 wordt aan de Raad de nieuwe verordening Riool- en waterzorgheffing voorgelegd.  

Het tarief van 2025 wordt verhoogd met een bedrag van € 4,54 door de toepassing van indexatie en € 7,42 door de kosten van straatvegen. Het gemiddelde tarief 2025 zou daarmee uitkomen op € 202,91.  Als gevolg van prijsstijgingen houden we bij het bepalen van het tarief ook rekening met een indexering van 2,7%. Daarmee zou het tarief, zonder gebruik te maken van egalisatie, uitkomen op € 209,45.  Deze stijging kan voor € 23,45 gedekt worden door een onttrekking aan de voorziening. Het gemiddelde tarief komt daarmee op € 186,00. Het gemiddelde tarief stijgt daarmee met € 18,00. 

Berekening gemiddeld tarief 2026
Basisbedrag 2025 168,00
Indexatie 2,7% 4,54
Toerekening kosten straatvegen 7,42
In 2025 gedekt via voorziening 22,95
Autonome aanpassing op vaststaande prijsontwikkeling 6,54
Tarief 2026 zonder egalisatie 209,45
Inzet reserve voor egalisatie (23,45)
Tarief 2026 na egalisatie 186,00

Onderstaand treft u de tarief ontwikkeling van de riool- en waterzorgheffing over de  afgelopen  vijf jaar aan.

Tarieven rioolheffing
2022 2023 2024 2025 2026
tarief gebruiker woning 32,16 34,08 35,16 45,36 50,28
tarief eigenaar woning 64,32 68,04 70,20 90,60 100,32
tarief gebruiker niet-woning 321,48 340,08 350,64 452,64 501,12

Afvalstoffenheffing
Het huishoudelijk afval wordt verwerkt via Afvalverwijdering Utrecht (AVU). De AVU is een gemeenschappelijke regeling van alle Utrechtse gemeenten.

De afvalinzameling wordt gedaan door ACV, een NV van de gemeenten Ede, Wageningen, Renkum, Scherpenzeel, Renswoude en Veenendaal. De tarieven voor 2026 zijn gebaseerd op het in 2016 ingevoerde systeem van betalen per keer voor restafval (Diftar) ter bevordering van hergebruik van grondstoffen. Dit naast een vast bedrag aan afvalstoffenheffing los van de inzameling. 

Het uitgangspunt van het huidige beleid is erop gericht 100% van de inzamelings- en verwerkingskosten van het afval in de tarieven te verdisconteren. Sinds 2016 betalen huishoudens jaarlijks een vast bedrag aan afvalstoffenheffing, ook als zij geen afval voor inzameling aanbieden. De heffing wordt opgelegd aan de gebruiker van een perceel. Daarnaast betaalt de gebruiker een variabel bedrag per keer dat restafval wordt aangeboden, de zogenaamde diftar. 

Voor 2026 indexeren we zowel het vaste als variabele tarief.  Door toepassing van de indexatie is als gevolg van de gewenste maximale kostendekkendheid van 100% een aanvullende tariefcorrectie van € 4,91 nodig. In 2023 is besloten tot een verruiming van de normen voor de kwijtschelding waardoor vanaf dat jaar hogere lasten ontstaan. In 2025 hebben we het vaste tarief met € 28,21 euro verlaagd en hiervoor dekking uit de reserve Afval aangewend.  Ook in 2026 wordt een substantieel bedrag vanuit de reserve Afval aangewend om tariefegalisatie te realiseren. Per huishouden wordt hier € 38,01 voor uit de reserve gehaald.  We kunnen niet alles egaliseren, omdat anders de reserve over 4 jaar negatief uitkomt. Daarom voeren we wel de indexering door op het tarief. Het vaste tarief van 2026 komt hiermee uit op € 256,75.  

In onderstaande tabel treft u een cijfermatige toelichting van de tariefontwikkeling 2025 naar 2026.

 

Berekening Tarief Afvalstoffenheffing 2026
Basisbedrag uit 2025 250,00
In 2025 niet in tarief opgenomen 28,21
Indexatie 2,7% 6,75
Autonome aanpassing op vaststaande prijsontwikkeling 4,91
Tarief 2026 zonder egalisatie 289,87
Inzet reserve voor egalisatie (33,12)
Tarief 2026 na egalisatie 256,75

Onderstaand treft u een overzicht van de tarieven van 2026 en de afgelopen drie jaar. 
De tarieven voor zowel het basistarief als de aanbiedingen van restafval worden geïndexeerd. 

Veenendaal komt daarmee in 2026 uit op gemiddeld € 332,00 voor een huishouden.
Dit is gebaseerd op het basisbedrag plus acht aanbiedingen van een grote container. 

Tarieven afvalstoffenheffing
2023 2024 2025 2026
Basis tarief containers 250,00 250,00 250,00 € 256,75
Per aanbieding 240 liter 9,11 9,11 9,11 € 9,36
Per aanbieding 140 liter 5,36 5,36 5,36 € 5,51
Hoogbouw
Per aanbieding van 30 liter 1,15 1,15 1,15 € 1,18
Per aanbieding van 60 liter 2,30 2,30 2,30 € 2,36

Hondenbelasting
Er wordt voor het houden van een hond belasting geheven van de houder van de hond.
Zijn er twee of meer honden, dan geldt een hoger tarief voor deze honden.
Voor het hebben van een kennel, geldt een apart tarief.

Wij hebben voor 2026 de tarieven geïndexeerd met 2,7%.
Hieronder ziet u de tarieven voor 2026 en de voorgaande drie belastingjaren:

Tarieven Hondenbelasting
2023 2024 2025 2026
Tarief eerste hond 97,32 100,32 110,40 113,40
Tarief tweede en volgende hond, per hond 142,32 146,76 161,44 165,80
Tarief kennel 251,64 259,44 285,38 293,10

Leges
De gemeente levert op aanvraag van individuele inwoners of bedrijven verschillende diensten. Voor deze aanvragen heft de gemeente leges, hiermee betaalt de aanvrager voor de geleverde dienst. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanvragen van een paspoort of van een (omgevings)vergunning.

De hoogte van de leges is verschillend en wordt vermeld in de tarieventabel die bij de legesverordening is opgenomen.
De meest omvangrijke post in de leges betreft de leges omgevingsvergunning. 

In deze programmabegroting worden de leges geïndexeerd met 2,7%. Dit met uitzondering van de door het Rijk vastgestelde leges.
Ook bij de leges streven we naar 100% kostendekkendheid over het totaal van alle leges.

Reclamebelasting
Reclamebelasting is een belasting op openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Denk hierbij bijvoorbeeld aan logo's, stickers, gevelreclame, lichtbakken en uithangborden. Ondernemers op alle bedrijventerreinen in Veenendaal betalen reclamebelasting aan de gemeente. De opbrengst wordt naar rato verdeeld over de coöperatieve verenigingen Bedrijventerreinen, dit onder aftrek van de perceptiekosten die we als gemeente maken. Kwijtschelding van reclamebelasting is niet mogelijk. 

In deze programmabegroting hebben wij voor de tarieven van de reclamebelasting een verhoging van 2,7% opgenomen.
De reclamebelasting heeft alleen betrekking op de bedrijventerreinen. 

Tarieven Reclamebelasting
2023 2024 2025 2026
0,1 tot en met 0,499 m2 310,00 320,00 329,00 338,00
van 0,5 tot en met 4,99 m2 619,00 638,00 656,00 674,00
van 5 tot en met 19,99 m2 928,00 957,00 984,00 1.011,00
van 20 tot en met 49,99 m2 1.180,00 1.217,00 1.252,00 1.285,00
van 50 tot en met 99,99 m2 1.271,00 1.310,00 1.347,00 1.383,00
vanaf 100 m2 en meer 1.362,00 1.404,00 1.444,00 1.482,00

Bedrijven investeringszone Winkelstad Veenendaal (BIZ)
In september 2022 heeft de gemeenteraad ingestemd met de invoering van de aangepaste verordeningen voor de Bedrijven Investerings Zone (BIZ) Winkelstad Veenendaal. De BIZ Winkelstad Veenendaal is van toepassing in het zogenoemde Kernwinkelgebied en omgeving en beoogd gezamenlijke investeringen ter verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsomgeving te financieren. De BIZ is een bestemmingsheffing die eigenaren en gebruikers betalen binnen de Investeringszone. Onder verrekening van de perceptiekosten wordt de opbrengst uitbetaald aan de stichting BIZ Winkelstad Veenendaal. Er is sprake van tariefdifferentiatie.

De vernieuwde BIZ verordening is op 15 september 2022 vastgesteld. In de verordening is de indexatie en de tarieven van de komende vijf jaar opgenomen.
Deze zijn als volgt:

Tarieven BIZ-heffing
2024 2025 2026 2027
Voor gebruikers in onoverdekt gebied € 747,29 € 784,65 € 823,88 € 865,08
Voor gebruikers in overdekte gebieden € 373,07 € 391,72 € 411,30 € 431,87
Voor eigenaren in onoverdekt gebied € 434,28 € 455,99 € 478,79 € 502,73
Voor eigenaren in overdekte gebieden € 248,33 € 260,74 € 273,78 € 287,47
Voor gebruikers in onoverdekt gebied aangegeven op kaart in Bijlage 2 € 373,07 € 391,72 € 411,30 € 431,87
Voor eigenaren in overdekte gebieden aangegeven op kaart in Bijlage 2 € 248,33 € 260,74 € 273,78 € 287,47

Toeristenbelasting
Wij heffen van niet-inwoners van de gemeente Veenendaal, die betaald overnachten in Veenendaal, toeristenbelasting.
De doelstelling is dat de kosten van gemeentelijke voorzieningen worden omgeslagen naar personen die er wel gebruik van maken, maar niet in de gemeente wonen.
De toeristenbelasting wordt door het GBLT opgelegd. Zij versturen rond juni van het lopende belastingjaar een voorlopige aanslag die gebaseerd is op het voorgaande jaar. Deze wordt dan verrekend met de definitieve aanslag, die achteraf op basis van het daadwerkelijk aantal overnachtingen wordt opgelegd. 
Voor 2026 verhogen wij de tarieven van de toeristenbelasting met de index van 2,7%.

Precariobelasting
De precariobelasting is een heffing voor gebruik van gemeentegronden. De precariobelasting wordt geheven indien er sprake is van terrassen en/of standplaatsen. 
De tarieven precariobelasting worden geïndexeerd met 2,7% opgenomen.
In oktober 2024 is besloten tot aanpassing van de precariobelasting. Meerdere belastingen die in de praktijk niet geheven konden worden als gevolg van onduidelijke heffingsgrondslagen zijn vervallen.
Bij de berap 2025 stellen we voor om de voorziening precario op te heffen en toe te voegen aan de bestemmingsreserve hoogspanning.

Parkeerbelasting
Op basis van artikel 225 Gemeentewet heft de gemeente in het kader van parkeerregulering parkeerbelastingen.
Er worden twee belastingen geheven:
•    parkeerbelasting voor een plek en een bepaalde tijdsperiode, waarvoor parkeerautomaten zijn geplaatst, en
•    parkeerbelasting voor een door de gemeente verstrekte parkeervergunning.
De gemeente kan hiermee op efficiënte en financieel verantwoorde wijze het parkeerbeleid realiseren.
De tarieven van parkeerbelastingen worden geïndexeerd met 2,7%

Begraven en Rouwcentrum Munnikenhof
De tarieven voor begraven mogen maximaal 100% kostendekkend zijn.
De tarieven voor begraven en het Rouwcentrum Munnikenhof 2026 zijn alleen met de indexatie van 2,7% verhoogd. 

Overzicht inkomsten lokale heffingen
Onderstaand een overzicht van de opbrengsten van de belangrijkste gemeentelijke belastingen. 

Opbrengsten belangrijkste heffingen ( x € 1.000)
Jaarrekening 2023 Jaarrekening 2024 Begroting 2025 Begroting 2026
Onroerendezaakbelasting 15.398 16.141 18.620 21.057
Rioolheffingen 3.868 3.970 5.129 5.421
Afvalstoffenheffing 8.875 9.054 8.863 9.379
Hondenbelasting 435 453 518 509
Leges omgevingsvergunning 1.509 2.068 1.808 2.078
Precariobelasting (incl. overige) 100 (68) 118 268
Reclamebelasting 554 562 637 629
Parkeergelden 2.462 2.241 2.992 3.069
Toeristenbelasting 84 143 256 263
BIZ ontvangsten 313 313 298 306
Begrafenisrechten 741 643 709 709

Overzicht belangrijkste tarieven 

Tarieven belangrijkste heffingen
Soort heffing Tarief 2022 Tarief 2023 Tarief 2024 Tarief 2025 Tarief 2026
OZB
Gebruikersbelasting:
Niet-woning 0,2005% 0,2068% 0,2132% 0,2372% 0,2613%
Eigenarenbelasting:
Woning 0,0915% 0,0783% 0,0770% 0,0856% 0,0928%
Niet-woning 0,2509% 0,2587% 0,2667% 0,2967% 0,3268%
Afvalstoffenheffing
Basistarief 245,00 250,00 250,00 250,00 256,75
Per aanbieding 240 liter 8,61 9,11 9,11 9,11 9,36
Per aanbieding 140 liter 5,07 5,36 5,36 5,36 5,51
Hoogbouw
Storting 30 liter 1,09 1,15 1,15 1,15 1,18
Storting 60 liter 2,17 2,30 2,30 2,30 2,36
Hondenbelasting
Tarief 1e hond 92,04 97,32 100,32 110,40 113,40
Tarief 2e hond 134,52 142,32 146,76 161,40 165,80
Tarief kennel 237,84 251,64 259,44 285,36 293,10
Rioolheffing
Aansluitrecht woning eigenaar 64,32 68,04 70,20 90,60 100,32
Afvoerrecht woning gebruiker 32,16 34,08 35,16 45,36 50,28
Afvoerrecht niet-woning gebruiker 321,48 340,08 350,64 452,64 501,12

Vergelijking woonlasten met andere gemeenten
Jaarlijks brengt het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Coelo) een atlas uit waarin de lokale lasten van de belastingen van gemeenten, provincies en waterschappen zijn opgenomen. Zo heeft Coelo jaarlijks de tabel opgenomen “Woonlasten per gemeente”. In deze tabel zijn circa 350 gemeenten opgenomen.
De gemeentelijke woonlasten bestaan voor huishoudens in een huurwoning uit de afvalstoffenheffing en soms een riool- en waterzorgheffing. Eigenaar-bewoners betalen daarnaast ook nog ozb. In 2025 betalen huishoudens gemiddelde de volgende bedragen:
Eenpersoonshuishoudens met een huurwoning € 376,00
Eenpersoonshuishoudens met een koopwoning € 964,00
Meerpersoonshuishoudens met een huurwoning € 480,00
Meerpersoonshuishoudens met een koopwoning € 1.053,00

Voor Veenendaal gelden de volgende bedragen:
Eenpersoonshuishoudens met een huurwoning € 325,00 
Eenpersoonshuishoudens met een koopwoning € 823,00
Meerpersoonshuishoudens met een huurwoning € 356,00
Meerpersoonshuishoudens met een koopwoning € 853,00

Voor de woonlasten van een eigenaar bewoner staat Veenendaal op plek 20 en voor die van de huurder op plek 59. 

Om een beeld te geven van Veenendaal in relatie tot andere gemeenten is onderstaande tabel opgenomen voor een meerpersoonshuishouden met eigen woning. Veenendaal blijft in 2025 onder het landelijk gemiddelde. Voor een uitgebreide woonlastenvergelijking verwijzen wij naar www.coelo.nl.

Laagste gemeentelijke woonlasten
Gemeente Woonlasten 2025
1 Ameland 680,00
2 Aalten 727,00
3 Rijssen-Holten 749,00
4 Noord-Beverland 792,00
5 Putten 793,00
6 Capelle aan de Ijssel 793,00
7 Etten-Leur 804,00
8 Tilburg 804,00
9 Nijkerk 811,00
10 Steenwijkerland 814,00
20 Veenendaal 853,00

Gemeentelijke belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Het is verplicht hiervan een kengetal op te nemen in de begroting. Dit kengetal is gebaseerd op de Coelo rapportage 2025 en (de berekening hiervan) staat hieronder vermeld.  

Vaststelling gemeentelijke belastingcapaciteit in %
Voor de begroting 2026
OZB lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ waarde * 380
Rioolheffing voor gezin 151
Afvalstoffenheffing voor gezin ** 332
Heffingskorting -
Totale Woonlasten voor gezin 863
Woonlasten landelijk gemiddelde gezin in voorgaand boekjaar *** 1.053
Gemeentelijke belastingcapaciteit: € 862 / € 1053 = 82%
Kengetallen Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026
Belastingcapaciteit 78% 85% 82%
* Betreft de gemiddelde WOZ 2025 incl. verwachtte waarde ontwikkeling
** Hierbij is rekening gehouden met 8 aanbiedingen per jaar
*** Coelo Atlas 2025

Kostendekking gemeentelijke heffingen
Voor onderstaande leges en rechten geldt, op basis van artikel 229b van de Gemeentewet, dat de geraamde baten niet hoger mogen zijn dan de geraamde lasten, met andere woorden de tarieven mogen maximaal 100% kostendekkend zijn. Het betreft  in de gemeente Veenendaal de afvalstoffenheffing, rioolheffingen, leges en de lijkbezorgingsrechten.

Afvalstoffenheffing
Onderdeel Afval Afval
Begroting 2025 Begroting 2026
Kosten taakveld(en), incl. (omslag)rente -8.399.354 -8.754.500
Inkomstentaakveld(en), excl. Heffingen 1.020.558 1.000.437
Onttrekking reserve t/m 2022 848.674 769.348
Netto kosten taakveld -6.530.122 -6.984.715
Toe te rekenen kosten
Kwijtschelding -565.400 -550.000
Overhead incl. (omslag)rente -140.792 -144.593
BTW -1.627.436 -1.699.770
Totale kosten -8.863.750 -9.379.078
Opbrengst heffingen 8.863.750 9.379.078
Dekkingspercentage 100% 100%
Rioolheffingen
Onderdeel Rioolheffing Rioolheffing
Begroting 2025 Begroting 2026
Kosten taakveld(en), incl. (omslag)rente -4.370.613 -5.141.425
Inkomstentaakveld(en), excl. Heffingen 24.251 24.251
Netto kosten taakveld -4.346.362 -5.117.174
Toe te rekenen kosten
Kwijtschelding -50.000 -50.000
Formatieve inzet incl. Overhead -868.864 -695.963
Dotatie aan de voorziening 676.260 702.314
BTW -564.157 -625.521
Totale kosten -5.153.123 -5.786.344
Opbrengst heffingen -5.128.872 5.762.094
Dekkingspercentage 100% 99,60%
Lijkbezorgingsrechten
Onderdeel Lijkbezorgingsrechten Lijkbezorgingsrechten
2025 2026
Kosten taakveld(en), incl. (omslag)rente -667.460 -885.778
Inkomstentaakveld(en), excl. Heffingen 0
Netto kosten taakveld -667.460 -885.778
Toe te rekenen kosten
Overhead incl. (omslag)rente -386.211 -251.655
Storting onderhoudsvoorziening - -
BTW
Totale kosten -1.053.671 -1.137.433
Opbrengst heffingen 709.241 728.391
Dekkingspercentage 67% 64%
De verslechtering van het dekkingspercentage van de lijkbezorgingsrechten komt voort uit hoger begrote lasten en een hogere toerekening van interne uren welke niet in de tarieven zijn door vertaald.
Legesheffing
Leges 2025 Leges 2026
Onderdeel Titel 1 Algemene dienstverlening Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevings-vergunning Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Titel 1 Algemene dienstverlening Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevings-vergunning Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Kosten taakveld(en), incl. (omslag)rente -1.082.114 -1.934.602 -166.937 -1.048.327 -1.919.578 -26.497
Inkomstentaakveld(en), excl. Heffingen - - - - - -
Netto kosten taakveld -1.082.114 -1.934.602 -166.937 -1.048.327 -1.919.578 -26.497
Toe te rekenen kosten
Overhead incl. (omslag)rente -326.519 -747.503 -61.579 -394.036 -797.592 -63.242
BTW
Totale kosten -1.408.633 -2.682.105 -228.516 -1.442.363 -2.717.170 -89.738
Opbrengst heffingen 925.541 1.791.836 39.137 992.529 2.124.671 40.194
Dekkingspercentage 66% 67% 17% 69% 78% 45%

Invordering
Het invorderingsbeleid heeft betrekking op het innen van de lokale heffingen. Als gevolg van de overgang van de heffing en inning van de belasting per 1 januari 2025 naar GBLT veranderen de betaalmogelijkheden enigszins. Er zijn vanaf 1 januari de volgende betaalwijzen:
•    betaling door middel van automatische incasso in 10 gelijke termijnen, of
•    betaling ineens na 2 maanden.
Wanneer (een gedeelte van) de belastingaanslag niet is betaald, wordt na het verstrijken van de laatste vervaltermijn een aanmaning verstuurd aan de belastingplichtige. Wanneer ook hier niet op wordt betaald, volgt een dwangbevel. 

Kwijtschelding
De mogelijkheid voor de gemeente om kwijtschelding van belastingen te verlenen is geregeld in artikel 255 van de Gemeentewet. Hoofdregel daarbij is dat gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid volgen, zoals geregeld in de Uitvoeringsregeling. Indien de gemeente niets regelt, geldt deze ministeriële regeling automatisch ook voor de gemeentelijke belastingen. Kwijtschelding is ook van toepassing op natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen. Naast de ministeriële regeling heeft iedere gemeente in Nederland de mogelijkheid om middels de kwijtscheldingsverordening een verruiming van de vermogenstoets mogelijk te maken.

Gemeente Veenendaal maakt sinds 2010 gebruik van de geautomatiseerde toetsing van het recht op kwijtschelding die beoogt de administratieve lasten voor de burger en de gemeente te verlagen, de afhandelingstermijnen van de kwijtscheldingsverzoeken te verkorten en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen te bevorderen via het Inlichtingenbureau (IB). Dit bureau toetst voor de gemeente of een burger voor automatische kwijtschelding in aanmerking komt. 

De afgelopen jaren is een stijging van de aantallen kwijtscheldingen zichtbaar. Deze toename vertaalt zich direct naar hogere lasten. Kwijtschelding wordt verleend voor hondenbelasting (eerste hond), afvalstoffenheffing en rioolheffing. De toegenomen lasten worden in de tariefberekening van afvalstoffenheffing en rioolheffing opgenomen en werken door in de tariefstijging van deze heffingen. . 

Kwijtscheldingen
Belastingjaar Toetsing IB Toetsing gemeente Toekenningen geheel/gedeeltelijk Afwijzingen % toegekend Bedrag
2019 2.271 791 1.608 1.519 53% € 434.088
2020 2.541 865 1.715 1.691 50% € 467.751
2021 1.851 827 2.582 96 96% € 550.238
2022 771 1.063 1.692 142 92% € 572.603
2023 * 954 511 1.328 137 91% € 600.898
2024 * nnb nnb nnb nnb nnb € 503.360
2025 Begroot nnb nnb nnb nnb nnb € 550.000
2026 Begroot nnb nnb nnb nnb nnb € 550.000

Overzicht Beleidsvoornemens

Terug naar navigatie - G. Lokale heffingen - Overzicht Beleidsvoornemens

Voor 2026 verwachten we op het gebied van de lokale heffingen geen grote bijzonderheden. 

Door de gemeenteraad is besloten om alle belastingtarieven trendmatig te verhogen met 2,7%. Deze verhoging is verwerkt in bovenstaande tarieven.

Verder is voor de jaren 2025, 2026 en 2027 een trendmatige verhoging  van de OZB opbrengst opgenomen van 10%.

Tot slot is door de gemeenteraad verzocht om een andere (eerlijkere) heffingsmethodiek van de riool- en waterzorgheffing. 
In 2026 wordt deze verder uitgewerkt en wordt de nieuwe  verordening riool- en waterzorgheffing aan de gemeenteraad voorgelegd.

Overzicht beleidsvoornemens Jaartal
Trendmatige verhoging gemeentelijke tarieven met 2,7% 2026
Incidentele verhoging tarieven Onroerende zaakbelastingen met 10% 2026
Invoeren vernieuwde heffingsmethodiek Riool- en Waterzorgheffing 2027

H. Openbaarheid van bestuur

Openbaarheid van bestuur

Terug naar navigatie - H. Openbaarheid van bestuur - Openbaarheid van bestuur

Wet open overheid (Woo) is op 1 mei 2022 in werking getreden en regelt het recht van burgers op informatie van de overheid. Er wordt mee beoogd overheden transparanter te maken door overheidsinformatie beter vindbaar en digitaal toegankelijker te maken. Tevens wordt beoogd het vertrouwen van onze inwoners in de overheid te vergroten. De wet rust op drie pijlers: passieve openbaarmaking (voorheen het Wob-verzoek),  actieve openbaarmaking en het op orde brengen van de informatiehuishouding.
Artikel 3.5 (Openbaarheidsparagraaf) van de Woo bepaalt dat bestuursorganen in de jaarlijkse begroting aandacht besteden aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van deze wet en in de jaarlijkse verantwoording verslag doen van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.

Stand van zaken met betrekking tot de 3 pijlers:
Passieve Openbaarmaking:
Dit project is afgerond en is overgedragen aan het kwaliteitssysteem waarmee het proces jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. In 2024 zijn 43 van dergelijke Woo- verzoeken ontvangen. We verwachten thans er jaarlijks tussen de 40 – 50 te ontvangen.  

Actieve Openbaarmaking:
In de Woo, hoofdstuk 3, is geregeld dat bestuursorganen uit eigen beweging documenten voor eenieder openbaar maken. Dat gebeurt naar aanleiding van een inspanningsverplichting of de 17 verplichte informatiecategorieën 

Inspanningsverplichting
Artikel 3.1 van de Woo verplicht (kort samengevat) een bestuursorgaan, in ons geval de gemeente, om uit eigen beweging documenten openbaar te maken, waarbij de gemeente inspeelt op de informatiebehoefte van de gemeente. Na de zomer van 2025 komt het ministerie van BZK met een beleidskader voor de inspanningsverplichting. Tot helderheid op dit punt is verschaft gaan we uit van een doelmatige inzet van middelen. Dat wil zeggen dat we doen wat moet en niet vooruit gaan lopen op mogelijke richtingen. 

De 17 verplichte informatiecategorieën
Artikel 3.3 van de Woo omschrijft 17 informatiecategorieën waarbij men verplicht wordt op termijn uit eigen beweging openbaar moet maken. De verplichte categorieën informatie worden door de overheid openbaar gemaakt in vier stappen, ook wel tranches genoemd.

Tranche 1 afgerond
De eerste tranche is in werking getreden op 1 november 2024 en bestaat uit onderstaande vijf informatiecategorieën. 
•    Wetten en algemeen verbindende voorschriften (art. 3.3, lid 1, onderdeel a);
•    Overige besluiten van algemene strekking (art. 3.3, lid 1, onderdeel b); 
•    Vergaderstukken Staten-Generaal (art. 3.3, lid 2, onderdeel b, (niet relevant voor de gemeente));  
•    Informatie over organisatie en werkwijze (art. 3.3, lid 1, onderdeel d); 
•    Bereikbaarheidsgegevens (art. 3.3, lid 1, onderdeel e).

De gemeente voldoet hier aan.

Tranche 2 t/m 4 uitgesteld
De verwachting was dat er duidelijkheid zou  zijn over de verdere tranches en de successievelijke ontsluiting van de informatiecategorieën. Echter de planning van de 2e, 3e en 4e tranche is uitgesteld. De minister van BZK heeft per brief aan de Kamer op 4 juli aangegeven dat de afstemming over de definitieve inwerkingtredingsdata van deze laatste categorieën meer tijd vergt, vanwege de (door)ontwikkeling van de benodigde technische voorzieningen. Deze laatste zijn nodig om de openbaar gemaakte informatie vindbaar te maken via de generieke Woo-voorziening (open.overheid.nl) en zo te voldoen aan artikel 3.3b van de Woo. 
Zolang de generieke Woo-voorziening nog niet in de gewenste mate gereed is, kan deze echter nog niet door alle bestuursorganen gebruikt worden. Op het moment dat de generieke Woo-voorziening wel voldoet aan de daartoe gestelde eisen, zal de verplichting om hierop aan te sluiten in werking treden. In de loop van dit jaar zal de minister de Kamer informeren over de voortgang hiervan. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd. Het vooruitlopen op mogelijke ontwikkelingen door bijvoorbeeld een eigen platform te ontwikkelen, is in dit geval niet efficiënt. Neemt niet weg dat we de nodige extra inspanningen zullen moeten gaan verrichten in 2026 zodra er helderheid komt op dit punt. 

Informatiehuishouding
Informatie is de basis. Informatie dient compleet, authentiek en navolgbaar te zijn. Indertijd is het Masterplan Archief doorontwikkeld tot het programma I-Grip. We zijn inmiddels verder en het programma is opgegaan in de I-strategie. Het gaat hierbij niet ook alleen om deelprocessen maar vooral ook kennis, vaardigheden, houding en gedrag.  Dit is een doorlopende ontwikkeling.

Ten aanzien van de aandachtspunten vanuit het interbestuurlijk provinciaal archieftoezicht (IBT) zijn diverse zaken opgepakt. Onder andere het opstellen van een i-visie, i-beleid en de hierboven al genoemde i-strategie. Ook is de archiefverordening geactualiseerd, een gemeentearchivaris aangewezen en is er een bewaarstrategie vastgesteld. Daarnaast is er een start gemaakt met het oppakken van de vernietiging van de digitale dossiers die daarvoor in aanmerking komen in het zaaksysteem, het voorbereiden van de formele overbrenging van fysieke (papieren) archiefblokken naar de archiefbewaarplaats en het vorm geven van een handboek vervanging. 
De vernietiging, overbrenging en (ook de operationalisering van) het handboek vervanging zijn zaken die in 2026 (en verder) hun beslag moeten gaan krijgen. Net als het in de praktijk brengen van de aanpak zoals beschreven in de I-Strategie.